Afb. Overgrootmoeder en achterkleindochter visueel herenigd.
Een aantal jaren geleden kocht ik op een veiling het bovenste pastelportret op de foto van freule Ceetje: jonkvrouwe Cornelia Hendrika Andrea van Suchtelen van de Haare (1872-1930). Het werd, vermoedelijk, vervaardigd ter gelegenheid van haar vijftigste verjaardag door J.C.U. Legner, die bekend staat om de vele hoogleraren die hij geportretteerd heeft.
Een paar jaar geleden verwierf ik een klein familiearchiefje Van Suchtelen van de Haare, met daarin onder meer foto’s en archiefstukken betreffende freule Ceetje, haar ouders en grootouders.
Onlangs kocht ik het onderste portretje op de foto op een veiling, voor mijn eigen verzameling, om het 12½ jubileum van AiN te vieren. Het is de overgrootmoeder van freule Ceetje: Maria Sara van Suchtelen van de Haare née van Oyen (1767-1826). Van haar stammen niet alleen alle huidige jonkheren en jonkvrouwen Van Suchtelen van de Haare af, maar ook de niet-adellijke tak, die van een ongehuwde kleindochter van Maria Sara afstamt.
Ik publiceerde al eens over een andere kleindochter van Maria Sara, die hofdame was, maar dankzij deze laatste aankoop kan ik nu het verhaal vertellen van vier opeenvolgende generaties Van Suchtelen van de Haare, die begon op havezate de Haare in Olst, verder ging op buitenplaats Westervoorde in Wijhe en eindigde op huis Mariënhove in dezelfde plaats.
Dit verhaal zal t.z.t in het digitale magazine van de stichting Adel in Nederland gepubliceerd worden. Donateurs ontvangen dit magazine drie keer per jaar in hun mailbox. Voor 17,50 euro per jaar wordt u donateur, steunt u ons in onze werkzaamheden en ontvangt u dit magazine ook drie keer per jaar in uw mailbox. Mail voor meer informatie naar: info@adelinnederland.nl.
Afb. 1. ‘Max’ het Przewalskipaard. Deze paarden raakten omstreeks 1960 in het wild uitgestorven, maar leven nu voort dankzij fokprogramma’s, waaraan door Frans Blaauw meegewerkt werd.
Persbericht – Kampen 26 maart 2025. De stichting Adel in Nederland is dankbaar en buitengewoon verheugd met een bijzondere schenking, die wij van een particulier mochten ontvangen: een foto-album met zestig foto’s met een overzicht van de dieren die eertijds aanwezig waren op landgoed Gooilust van het echtpaar Frans Ernst Blaauw (1860-1936) en jonkvrouwe Louise Digna Catharina Six (1862-1934).
Gooilust werd in 1895 geërfd door jonkvrouwe Louise Six en na haar huwelijk met Frans Blaauw, telg uit een patriciaatsfamilie, begon haar echtgenoot hier een diergaarde met zeldzame dieren uit de hele wereld. Hoe groot het succes van hem hierbij was, zo matig was hun huwelijksgeluk. Over het hun huwelijk verscheen onlangs een boek, waarvoor AiN berichtte: Boekennieuws: Gooilust. De stille strijd van Louise Blaauw-Six – Adel in Nederland
Het foto-album is afkomstig uit het bezit van wijlen mevrouw G.B. Ruijzendaal-Schouten van de Velden. Zij was de kleindochter van Pieter Schouten van de Velden (1881-1965), de laatste dierenverzorger – door haar altijd ‘pluimgraaf’ genoemd – op Gooilust. Als kind logeerde zij vaak bij haar grootouders Schouten van der Velden-Wallenburg op Gooilust en mocht zij meehelpen bij het voederen van de dieren. Zij kreeg dit foto-album met deze foto’s van haar grootvader.
Afb. 2. Koreaanse Kraanvogels in de vijvers van Gooilust.
De schenker, die anoniem wenst te blijven, heeft de wens uitgesproken dat de stichting Adel in Nederland over dit bijzondere foto-album een artikel publiceert en om daarna een goede bestemming te vinden voor dit album, zodat het voor toekomstig onderzoek met betrekking tot Gooilust beschikbaar is: “Als kind kreeg ik dit album van mevrouw Ruijzendaal, omdat zij wist hoeveel belangstelling ik toen al had voor kastelen en buitenplaatsen. Ik heb het altijd gekoesterd. Ik schenk het ter nagedachtenis aan mevrouw G.B. Ruijzendaal-Schouten van de Velden ter gelegenheid van het 12 ½ jarig jubileum van Adel in Nederland, omdat ik de werkzaamheden van deze stichting zeer waardeer en in de wetenschap dat het bij deze stichting in goede handen is.”
John Töpfer, directeur stichting Adel in Nederland: “Als stichting zijn wij buitengewoon verheugd met deze schenking en zijn wij de schenker zeer erkentelijk voor deze bijzondere schenking en het in ons gestelde vertrouwen. Het album is een uniek tijdsdocument uit een bijzondere periode in de geschiedenis van Gooilust. Een mooier cadeau voor ons 12 ½ jarig jubileum was niet denkbaar geweest!”
Afb. 3. Andere tijden op Gooilust: bizons in de weiden.
Afb. 1. V.l.n.r. Ridder van Gelre Bas Steman, Susanne barones van der Capellen, Rob baron van der Capellen (beiden rechtstreekse nakomelingen van Robert Jasper van der Capellen), Frederike Vonk (via haar moeder, een barones Van der Capellen, eveneens een nakomeling) en Ridder van Gelre René Arendsen. In de verte op de achtergrond is kasteel de Engelenburg te zien, waar Robert Jasper eens woonde. Foto met hartelijke dank aan Omroep Gelderland en de Ridders van Gelre.
Afgelopen donderdag vond er nabij kasteel De Engelenburg een bijzonder onthulling plaats: de Patriot Robert Jasper baron van der Capellen (1743-1814) kreeg zijn eigen straatnaambord. De onthulling werd gedaan door Commissaris van de Koning Daniël Wigboldus, wiens eerste werkdag als CvdK dit was, en rechtstreekse nakomeling Rob baron van der Capellen. De Ridders van Gelre hebben het straatnaambord als initiatief aan de gemeente Brummen voorgelegd, die dit succesvol opgepakt hebben.
Robert Jasper baron van der Capellen, heer van de Marsch, Lathmer en de Engelenburg (1743-1814) stamde uit één van de alleroudste Gelderse geslachten, waarvan de stamvader omstreeks 1310 genoemd werd op de tiendenlijst van het Stift Xanten. Zijn voorouders waren al sinds 1378 gegoed in het graafschap Zutphen en zaten hier eeuwenlang in de Ridderschap.
afb. 2. Robert Jasper van der Capellen, heer van de Marsch, Lathmer en de Engelenburg (1743-1814) en Sara Jacoba van de Velde (1752-1823), coll. Musea Zutphen.
Hij studeerde eerst rechtsgeleerdheid aan de Utrechtse Hogeschool en trad echter in 1767 als officier in dienst bij de cavalerie in Statendienst en bereikte hier de rang van kapitein. In 1769 huwde hij de niet-adellijke Sara Jacoba van de Velde (1752-1823), die wel zeer gefortuneerd was. Door dit huwelijk zouden zijn kinderen geen toegang meer hebben tot de Ridderschap van Zutphen, maar haar geld stelde hem wel in staat om de kasteel de Marsch nabij Zutphen te kopen. Hierdoor voldeed hij aan de toelatingseis om in het bezit te zijn van een havezate en in 1771 nam hij in deze Ridderschap zitting.
Afb. 3. Robert Jasper van der Capellen, gravure coll. AiN.
Vanaf het begin af aan was hij een groot aanhanger van de ideeën van de Patriotten, samen met zijn neef Joan Derk van der Capellen tot den Pol. Laatstgenoemde was de leider en werd veel bekender, maar na diens overlijden volgde hij hem wel als leider op. In 1787 viel de Koning van Pruisen met een leger de Republiek binnenviel, omdat de Patriotten zijn zusje Wilhelmina Prinses van Pruisen bij Goejanverwellesluis hadden aangehouden en hij zijn zwager Stadhouder Willem V in zijn positie wilde herstellen. Robert Jasper ontvluchtte het land en vestigde zich uiteindelijk in Frankrijk. Door het Hof van Gelderland werd hij ‘als een beroerder des lands’, in 1788 bij verstek ter dood veroordeeld. De jaren die volgden, zouden getekend worden door financiële problemen: beroofd van inkomsten van zijn goederen in Nederland, moest hij de eindjes aan elkaar knopen en leningen aangaan. Zelfs een Frans jaargeld bracht geen uitkomst.
In 1795, na de komst van de Fransen, werd zijn vonnis teniet gedaan en uiteindelijk keerde Robert Jasper van der Capellen terug in Nederland. Hier vestigde hij zich uiteindelijk in Deventer, dat als een goedkope woonplaats bekend stond, en hier overleed hij in 1814. Vier maanden na zijn overlijden werd zijn zoon benoemd in de Ridderschap van Gelderland, waarmee hij tegelijk werd opgenomen in de Nederlandse adel. In 1822 kreeg hij erkenning van de titel van baron en deze erkenning werd in 1827 verleend aan alle levende Van der Capellens, zodat ook vier dochters van Robert Jasper barones werden.
Afb. 4. Het kasteel De Marsch bij Zutphen, Gelderland, door Cornelis Pronk ( ‘C: Pronk del: ad viv / Mars’), coll Rijksmuseum Amsterdam.
Op 23 september 2012 startte de stichting Adel in Nederland als facebookgroep, vandaag 12 1/2 jaar geleden. Deze week volgt hier een interview met de initiatiefnemer, John Töpfer. Welke vraag zou u aan hem willen stellen? Mail deze aan info@adelinnederland.nl!
Afb. 1. Het portret door Hendrik van Limborch van mogelijk Carel Martens (1664-1736). Foto met hartelijke dank aan Veilinghuis De Eland & De Zon in Amsterdam.
Op maandag 24 mrt. start er bij het Veilinghuis De Eland & De Zon in Amsterdam een live veiling met een breed aanbod van Europese en Aziatische curiosa, moderne en hedendaagse kunst, schilderijen, juwelen zilver, enz., met onder meer een portret van mogelijk Carel Martens en porseleinen wapenborden. Lees het verhaal hierbij hieronder en kijk voor wat er verder geveild wordt in de online catalogus van Veilinghuis De Eland & De Zon op: deeland.cloudcatalogus.nl/Home/Catalog#
Kavel 1037 betreft een portret door Hendrik van Limborch (1681-1759) van mogelijk Carel Martens. Carel Martens (1664-1736) was de oudste zoon van mr. Jacob Martens (1636-1693) en Aletta Pater (1641-1725). Zijn vader was advocaat bij het Hof van Utrecht was, raad en Schepen van Utrecht en gecommitteerde in de provinciale rekenkamer van Utrecht was. Jacob was de eerste van zijn familie die ging deel uitmaken van de Utrechtse regentenfamilies en zijn nakomelingen zouden hier eeuwenlang deel van blijven uitmaken. In 1829 werden meerdere nakomelingen in de Nederlandse adel verheven met het predikaat jonkheer/jonkvrouwe, maar in 1972 stierf de familie uit. De familie noemde zich naar hun heerlijkheid Sevenhoven meestal Martens van Sevenhoven, maar deze naam werd nooit officieel vastgelegd.
Carel Martens was deken en kanunnik van het kapittel van Sint Jan in Utrecht en daarnaast heemraad van de Lekdijk Bovendams. Hij was ongehuwd en na zijn overlijden was zijn oudste broer zijn erfgenaam, maar wel legateerde hij aan de drie kinderen van zijn jongste broer ieder 10.000 gulden.
Van Carel Martens bestaat een portret in de collectie van het Centraal Museum in Utrecht, dat ook door Hendrik van Limborch heschilderd werd. Het werd, met vele andere familieportretten en -bezittingen door de laatste nakomelingen aan het museum gelegateerd. Op basis van gelijkenis wordt van het portret in deze veiling vermoed dat het ook Carel Martens betreft.
Het portret betreft kavel 1037, is gesigneerd en gedateerd 1702 rechtsmidden. Het is een olieverf op paneel en meet 48 x 37.5 cm. Het wordt getaxeerd op 1000-2000 euro.
Kavel 3040 en 3041 betreffen twee porseleinen schotels. Kavel 3040 is een porselein schotel met centraal decor van vogel op rots, randdecoratie met bloeiende heesters, cartouches met bloemen in vaas met het Pelgrom familiewapen. Het maakte ooit deel uit van een servies dat op bestelling voor Jacob Pelgrom gemaakt werd. Het wordt getaxeerd op 2500-3000 euro
Kavel 3041 is een porselein schotel met centraal een decor van vogel op rots, een randdecoratie met bloeiende heesters, cartouches met bloemen in vaas en met het Pelgrom familiewapen. Het maakte ooit deel uit van een servies dat op bestelling voor Jacob Pelgrom gemaakt werd. Het wordt getaxeerd op 2000-2500 euro.
Jacob Pelgrom was een koopman die opklom tot directeur-generaal van Bengalen (India). Pelgrom arriveerde in 1688 in Batavia aan boord van de “Langwijk” van de Amsterdamse VOC-Kamer. Zijn carrière bij de VOC speelde zich voornamelijk af in Bengalen, waar hij in 1701 de eerste directeur werd van de Bengaalse handelspost in Cassimbazar, van 1708 tot aan zijn dood in 1713 woonde hij in Batavia. Een schatrijke kleindochter, Sybilla Volkera Sadelijn (1699-1781), huwde Jan Albert Sichterman (1692-1764), die eveneens carrière maakte bij de VOC en een groot vermogen verdiende. Bij zijn terugkeer naar Nederland, zo gaat het verhaal, waren er twee schepen nodig om al zijn bezittingen en kunstschatten mee te kunnen nemen. Hij bouwde voordien het grootste woonhuis van Groningen, dat zó groot was, dat het na zijn overlijden in twee panden moest worden gesplitst. Hij verkreeg vanwege zijn rijkdom de bijnaam ‘de Koning van Groningen’. Nakomelingen van hem huwden met telgen uit bekende Groninger geslachten als Alberda van Nijenstein, Van Iddekinge en Gockinga.
Afb. 1. Rutger Jan Eugen graaf Schimmelpenninck (1892-1945) op een foto uit ca. 1940 op de voorkant van het boek.
De bekendste vertegenwoordiger van de grafelijke familie Schimmelpenninck was in de afgelopen tweehonderd jaren ongetwijfeld de raadspensionaris Rutger Jan Schimmelpenninck (1761-1825), die ook wel de eerste president van Nederland genoemd wordt. Een aantal jaar geleden kreeg zijn biografie door Edwina Hagen dan ook als titel ‘President van Nederland. Rutger Jan Schimmelpenninck 1761-1825’. In recente jaren is zijn rechtstreekse nakomeling zeven generaties later, Sander Schimmelpenninck, echter de bekendste naamsdrager geworden. Sander Schimmelpenninck neemt als journalist, columnist en auteur geen blad voor de mond en maakte succesvol gebruik van de social media. Het leidde echter ook tot ongekende trollenhaat, waarbij onder meer het familieverleden tijdens de Tweede Wereldoorlog ongenuanceerd tegen hem ingezet werd.
En nu geeft dat oorlogsverleden van de Schimmelpennincks bij een vluchtige beschouwing al snel aanleiding voor verdachtmakingen: een voorvader, die over een groot aandelenpakket in I.G. Farbenindustrie beschikte, het grootste bedrijf van Duitsland dat ook meewerkte aan het nationaalsocialistische regime in Duitsland en dat een aandeel had in een onderneming dat het beruchte Zyklon B produceerde. Met dit gif werden vele mensen vermoord in met name de gaskamers van Auschwitz. Deze voorvader werd in 1945 door het verzet opgepakt en maakte in zijn cel een einde aan zijn leven. Op meerdere sites kun je terugvinden dat de Schimmelpennincks rijk zouden zijn geworden dankzij dit Zyklon B.
Voor de generaties die na de oorlog opgroeiden, de kinderen en kleinkinderen van Rutger Jan Eugen graaf Schimmelpenninck (1892-1945) bleef dit familieverleden hen achtervolgen. Voor kleinzoon Rutger Jan graaf Schimmelpenninck (1949) was de mogelijkheid van het inzien van de dossiers van zowel zijn grootvader als grootmoeder de aanleiding om een onderzoek te doen naar de geschiedenis van zijn grootouders en dan vooral tijdens de oorlogsjaren.
Hij liet zich leiden door onderzoeksvragen als: wat was de politieke houding van zijn grootvader tijdens de Tweede Wereldoorlog. Was hij pro-Nederlands of pro-Duits of allebei? Waarom bezocht hij Seyss-Inquart vier keer? Waarom is hij na de bevrijding van zijn woonplaats Diepenheim door het verzet opgepakt en heeft hij op 30 april 1945 in de cel een eind aan zijn leven gemaakt? Wat was zijn rol als lid van de Aufsichtsrat van I.G. Farbenindustrie vanaf de fusie in 1925?
Het resulteerde in dit boek, waaraan een grondig bronnenonderzoek vooraf ging, waarbij de lezer stap voor stap, op basis van alle beschikbare bronnen, wordt meegenomen in de zoektocht van de auteur naar antwoorden – en dan blijkt de waarheid ineens heel anders en veel genuanceerder te zijn dan er door bekende en onbekende Nederlanders op internet en social media beweerd wordt.
Zonder meteen alle uitkomsten van dit onderzoek hier te delen, want daarvoor moet u het boek gewoon kopen, wil ik toch één uitkomst hier delen. Dit omdat niet iedereen dit boek zal lezen, maar wel op internet op zoek zal gaan naar informatie over dit deel van de familiegeschiedenis van de Schimmelpennincks: I.G. Farbenindustrie produceerde zelf geen Zyklon B, maar had een minderheidsbelang in het bedrijf dat dit produceerde. Rutger Jan Eugen Schimmelpenninck werd bij de oprichting van I.G. Farbenindustrie in 1925 vanwege het aandelenbezit van zijn moeder en van zijn vrouw één van de 55 leden van de Raad van Commissarissen. In ieder geval vanaf 16 januari 1941 mocht hij als Nederlander echter niet meer deelnemen aan de vergaderingen hiervan. Vanaf september 1941 werd Zyklon B gebruikt in de vernietigingskampen. Voorgaande maakt maar één conclusie mogelijk: Rutger Jan Eugen graaf Schimmelpenninck had geen persoonlijke betrokkenheid bij Zyklon B en van verrijking kan niet gesproken worden, omdat de omzet in Zyklon B vergeleken met de omzet van IG Farbenindustrie van te verwaarlozen betekenis was (voor wie het boek zelf gaat lezen: zie noot 238, p. 123). Aan het eind van de oorlog had de familie een belang van 0,2% in IG Farben Industrie.
Dit boek is zondermeer een aanrader om te lezen. Het laat zien hoe belangrijk grondig bronnenonderzoek is. De auteur en zijn familie hebben in alle openheid de uitkomsten van dit onderzoek gedeeld, zoals de ontroerende afscheidsbrieven vanuit zijn cel van Rutger Jan Eugen aan zijn vrouw en kinderen. Maar ook door het delen van de vele foto’s.
Een aantal jaren geleden werd mij op Facebook naar aanleiding van een bericht over een adellijke NSB-er een reactie gevraagd. Ik schreef toen onder meer: ‘… onafhankelijke rechters zijn destijds op basis van de feiten tot een uitspraak gekomen. (…) Door zijn bekende naam is de straf nadien waarschijnlijker groter gebleven dan wanneer het een meneer De Vries had betroffen – een historische erfenis én verantwoordelijkheid waar ook de andere naamsdragers nog heden mee moeten leven’ – de auteur en zijn familie hebben met dit boek hún verantwoordelijkheid genomen en bieden de lezer hiermee de mogelijkheid om te reflecteren op het eigen familieverleden en na te denken over welke verantwoordelijkheid wij nu hebben én nemen ten opzichte van vergelijkbare maatschappelijke ontwikkelingen in onze tijd.
Afb. 2. Familiefoto ter gelegenheid van de Gouden Bruiloft in 1937 in Frankfort van Louis graaf Schimmelpenninck (1858-1942) en Eugenie gravin Schimmelpenninck-Lucius (1864-1941) met hun kinderen en kleinkinderen. V.l.n.r. staand: Lodewyk Herbert graaf Schimmelpenninck, Rutger Jan Eugen graaf Schimmelpenninck (1892-1945), Marie Therese Ruth gravin Schimmelpenninck-von Meister (1898-1981), Marilene Freiin (barones) von Bethmann, Simon Moritz Henning August Freiherr (baron) von Bethmann (1887-1966), Elisabeh Adrienne Eugénie Maximiliane gravin Schimmelpenninck, Karl Alexander Moritz Freiherr von Bethmann, Henriette Eugenie Helena Rutgera Viktoria Elisabeth Freiin von Bethmann, Henriette Maximiliane Freifrau (barones) von Bethmann-gravin Schimmelpenninck (1889-1966). Op de stoelen: Wallij Mariane Eugenie gravin Schimmelpenninck-Lucius en Lodewyk Hieronymus graaf Schimmelpenninck. Op de voorgrond zittend v.l.n.r. Johann Philip Gerhard Otto Carl Albrecht Freiherr von Bethmann, Gerard Eugen Gustav Wilhelm graaf Schimmelpenninck en Rutger Jan Moritz Albert graaf Schimmelpenninck. Foto coll. Van der Wyck/Von Zitzewitz.
Max Willem Runderkamp Beelaerts van Blokland, geboren Amsterdam 5 maart 2025, zoon van Igor Paul Runderkamp en jonkvrouwe Emma Jeanne Beelaerts van Blokland.
Afb. Oldruitenborgh in Vollenhove werd eeuwenlang bewoond door de baronnen Sloet van Oldruitenborgh en is tegenwoordig in gebruik als hotel-restaurant. Zie https://www.oldruitenborgh.nl/
‘Stad der paleizen’ werd er eens over Oldenhove gezegd en wie nu Oldenhove bezoekt, kan zich hier nog steeds een goed beeld vormen van de adellijke representatie van weleer door de aanwezigheid van de vroegere havezaten. Om toegelaten te kunnen worden tot de Ridderschap moest men beschikken over een havezate, die ‘adellijk betimmerd’ moest zijn. In de praktijk kwam dit neer op een omgracht huis, met brug, bijgebouwen, lanen beplant met bomen, een omringende siertuin en een bijbehorend landgoed met boerderijen, die voor pachtinkomsten zorgden.
In Vollenhove ontwikkelde zich echter stadshavezaten, die niet aan al deze kenmerken konden voldoen, vanwege de beperkte ruimte. Deze hadden zeker wel allure door hun uiterlijk en bijbehorende siertuinen, die het karakter kregen van een hof door tuinmuren met toegangspoorten. Eens stonden er veertien havezaten in Vollenhove, waarvan Oldruitenborgh de meest imponerende gevel had door zijn lengte.
Oldruitenborgh gaat terug tot in 1460, toen het als huis en hof in het bezit was van de adellijke familie Van den Rutenberg. Door huwelijk vererfde het op het adellijke geslacht Van Echten en Philip van Echten liet het in 1755 bij testament na aan Arend Sloet (1722-1786). Hij stamde uit het bekende adellijk geslacht Sloet, dat gedurende vele eeuwen een vooraanstaande rol in Vollenhove speelde. Meerdere havezaten zouden gedurende korte of langere tijd in het bezit zijn van deze familie. Oldruitenborgh bleef familiebezit tot het in 1947 aan de gemeente Vollenhove werd verkocht.