‘Stad der paleizen’ werd er eens over Oldenhove gezegd en wie nu Oldenhove bezoekt, kan zich hier nog steeds een goed beeld vormen van de adellijke representatie van weleer door de aanwezigheid van de vroegere havezaten. Om toegelaten te kunnen worden tot de Ridderschap moest men beschikken over een havezate, die ‘adellijk betimmerd’ moest zijn. In de praktijk kwam dit neer op een omgracht huis, met brug, bijgebouwen, lanen beplant met bomen, een omringende siertuin en een bijbehorend landgoed met boerderijen, die voor pachtinkomsten zorgden.
In Vollenhove ontwikkelde zich echter stadshavezaten, die niet aan al deze kenmerken konden voldoen, vanwege de beperkte ruimte. Deze hadden zeker wel allure door hun uiterlijk en bijbehorende siertuinen, die het karakter kregen van een hof door tuinmuren met toegangspoorten. Eens stonden er veertien havezaten in Vollenhove, waarvan Oldruitenborgh de meest imponerende gevel had door zijn lengte.
Oldruitenborgh gaat terug tot in 1460, toen het als huis en hof in het bezit was van de adellijke familie Van den Rutenberg. Door huwelijk vererfde het op het adellijke geslacht Van Echten en Philip van Echten liet het in 1755 bij testament na aan Arend Sloet (1722-1786). Hij stamde uit het bekende adellijk geslacht Sloet, dat gedurende vele eeuwen een vooraanstaande rol in Vollenhove speelde. Meerdere havezaten zouden gedurende korte of langere tijd in het bezit zijn van deze familie. Oldruitenborgh bleef familiebezit tot het in 1947 aan de gemeente Vollenhove werd verkocht.