Gisteren was het zover: na vijf jaar restaureren was de eerste grote publieksopening op Open Monumentendag en ruim 1200 bezoekers kregen de gelegenheid om op Landfort het huis, het befaamde Zocher park en het koetshuis met moes- en bloemtuinen in al hun hernieuwde pracht te aanschouwen.
Een historisch moment, deze dag, voor allereerst de genereuze schenkers achter dit grootse project, maar ook voor René Dessing, directeur stichting Erfgoed Landfort, en partner Wim Dröge, beheerder van de collectie, onder wiens beider bezielende leiding al dit fraais tot stand is gebracht. Maar zeker ook voor de andere medewerkers, de professionals die de afgelopen jaren met hun verschillende specialisaties hebben meegewerkt en de vele vrijwilligers. Eigenlijk een historische dag voor Nederland, want hier op Landfort kunt u zien wat eens vanzelfsprekend was, maar nu bijna verdwenen is: de Nederlandse buitenplaatsencultuur in al haar glorie.
Ooit moeten er zo’n zesduizend buitenplaatsen, variërend in grootte, in Nederland zijn geweest, waar men zich terugtrok uit het stadse gewoel en de stedelijke zomerse stank uit de grachten om te genieten van de geneugten van het verblijf op het platteland in een representatief huis, omgeven door lommerrijke lanen en vorstelijk aangelegde tuinen. Hier vermaakte men zich en werd er getuinierd, gewandeld en gestudeerd. Men ontving gasten en liet zien dat men ontwikkeld was en beschikte over kennis en een goede smaak in huis en tuinen.
Van deze buitenplaatsen zijn er nu nog maar ongeveer 600 over en ook Landfort was er bijna niet meer geweest door grote schade in de Tweede Wereldoorlog. Na de oorlog stegen ook nog eens de kosten voor de instandhouding en verdween steeds meer van de pracht die er eens was. Landfort kent een lange reeks van verschillende families die het eens bezaten en de familie Luyken bezat het sinds 1823, maar moest uiteindelijk in 1970 noodgedwongen tot verkoop overgaan.
Landfort is een lieu de mémoire, een plek waar herinneringen aan het rijke buitenplaats verleden binnen en buiten aanschouwd kunnen worden. Buitenplaatsen behoren vaak tot het collectieve geheugen van niet alleen de eigenaarsfamilie, maar ook van de vele personeelsleden die er eens werkten en de mensen die in de nabijheid woonden. Hun nakomelingen kunnen nog steeds verhalen van toen vertellen over de hoogtijdagen die zich daar afspeelden, maar ook over verdriet en een enkele keer schande. Men voelde (en voelt!) zich er mee verbonden met trots. Maar Landfort is zeker geen dood museum waar alleen de Luykens worden herinnerd. Uit vele buitenplaatsen uit heel Nederland zijn schenkingen gedaan en bruiklenen gegeven: van authentieke terracotta bloempotten tot planten, meubelen, antieke kachels, porselein en schilderijen. Daarnaast zijn er ook bijzondere stukken aangekocht, zoals fraaie kristallen kroonluchters uit een kasteel en een monumentaal schilderij dat eens op kasteel Enghuizen hing. Dit alles maakt Landfort niet tot een herboren buitenplaats, maar tot de herboren Néderlandse buitenplaats, waar men kan aanschouwen hoe het eens in heel Nederland moet zijn geweest.
Eén van de schilderijen op Landfort betreft een zeer fraai portret van freule Nora van Rappard (1904-1984). Hoewel zij opgroeide in ’s-Gravenhage en haar vader adjudant i.b.d. was van H.M. Koningin Wilhelmina, toch was ook haar wereld verbonden met buitenplaatsen: haar grootouders bewoonden huis Oolde en hier verbleef zij vaak als logé. Haar portret, door Albert Roelofs, lijkt hier misschien zelfs geschilderd te zijn. Nora beschikte over een fraaie stem en kreeg zangles in Parijs en Wenen. Daarna trad zij als concertzangeres in Europa en ook daarbuiten op en kreeg veel waardering. Het bracht haar ook in Ned.-Indië, waar zij werd overvallen door het uitbreken van de Japanse bezetting. Door een verstandshuwelijk met een zestien jaar jongere stuurman bij de koopvaardij mocht zij meevaren en kwam uiteindelijk in New York terecht. Na drie jaar werd dit huwelijk ontbonden en bleef zij hier nog een aantal jaren wonen en optreden, tot zij zich in Parijs vestigde, waar zij als vertaalster werkzaam was. In 1984 overleed zij hier op negenzeventigjarige leeftijd en toen bleek hoezeer zij steeds met Huis Oolde in herinnering verbonden was gebleven, want zij werd bijgezet in het familiegraf nabij de buitenplaats waar zij in haar jeugdjaren veel verbleef.
In één van de komende magazines van de stichting Adel in Nederland zal haar uitgebreide levensverhaal komen te staan met (hopelijk) ook dagboekfragmenten van haar en een overzicht van de buitenplaatsen waarmee zij door afkomst en familierelaties verbonden was.
Op Open Monumentendag was ook de stichting Adel in Nederland vertegenwoordigd op Landfort en bood daar René Dessing en Wim Dröge een foto in een passend antiek lijstje aan van een nog jonge freule Nora van Rappard samen met haar moeder Maria Catharina Frederika van Rappard née van Welderen barones Rengers (1874-1931). Het zal nu geplaatst worden nabij haar geschilderd portret en zo onderdeel worden van het verhaal van de Nederlandse buitenplaatsencultuur.
Ook benieuwd naar Landfort? Kijk dan op https://www.erfgoedlandfort.nl