De befaamde historicus Johan Huizinga (1872-1945) noemde het ‘historische sensatie’: het je wanen in een andere tijd. Dit moet door velen zo ervaren zijn toen op zaterdag 23 november jl. in de kerk van Giessenburg door Frederik Hendrik baron Sloet van Oldruitenborgh, heer van Giessenburg, zeven rouwborden notarieel werden overgedragen aan het College van Kerkrentmeesters. Hiermee kwam na ruim driehonderd jaar familiegeschiedenis een einde aan de titel ‘Heer van Giessenburg’ – een gedenkwaardig moment.
Drie eeuwen eerder begon deze met voorvader Cornelis de Boodt (1633-1718), die onder meer burgemeester van Sluis was. Hij kocht de heerlijkheid Giessenburg, die sindsdien familiebezit bleef. De heerlijkheid vererfde vervolgens via zijn kleindochter op de familie D’Ablaing van Giessenburg en ook deze familie verrijkte de kerk, net als de familie De Boodt, met rouwborden. In de Franse tijd werden overal in Nederland rouwborden uit kerken verwijderd, als symbolen van feodale verhoudingen, en verbrand of aan stukken geslagen. In Giessenburg bleven ze echter bewaard en werden na de Franse Tijd uiteindelijk weer in de kerk opgehangen. In 1859 werd er zelfs – heel uitzonderlijk voor Nederland in die tijd – nog een rouwbord aan deze serie toegevoegd voor Johan Daniel Cornelis Carel Wilhelm baron d’Ablaing van Giessenburg, heer van Giessenburg en Giessen Nieuwkerk (1779-1859), die zelfs in de familiegrafkelder hier werd bijgezet.
De laatste Vrouwe van Giessenburg uit deze familie was zijn achterkleindochter Maria Digna barones Sloet van Oldruitenborgh née barones d’Ablaing van Giessenburg (1881-1972). Zij legateerde in 1972 aan haar kleinzoon Frederik Hendrik baron Sloet van Oldruitenborgh de heerlijkheidsrechten.
In het verleden leverden heerlijkheden niet alleen aanzien, maar ook inkomsten op door de rechten die er mee verbonden waren, maar in 1848 zijn in Nederland de meeste heerlijkheidsrechten afgeschaft. Wat er voor Frederik Hendrik Sloet resteerde was 5 hectare schiereiland, waar ooit het kasteel had gestaan, de rechten op 7 km. halve rivier en het recht om als heer van Giessenburg rouwborden in de kerk te mogen ophangen. “Ik had het goede voornemen, volgens opvoeding door oud patroon, om goed met mijn erfdeel om te gaan.” Samen met zijn echtgenote bracht hij 1e Pinksterdag dat jaar een bezoek aan Giessenburg en woonde een kerkdienst bij. “Wij vonden ons zondagse pak nogal schamel afsteken bij de toen nog aanwezige hoge hoeden en stemmig zwarte kledij van veel kerkgangers”, herinnerde hij zich, bij het zien van de kerkgangers destijds.
Nadat de gronden waren verkocht bleven de rechten op de rivier over en deze leverden jaarlijks niet veel meer op dan een maatje verse paling. Rijkswaterstaat nam de rechten op de rivier uiteindelijk over (“Ik heb moeten knokken om een kleine vergoeding hiervoor te krijgen”) en toen resteerden er eigenlijk alleen de rouwborden nog. En, zoals hij zei tijdens deze bijeenkomst “Rouwborden, daar kun je niet van eten (…) Je hebt wel een zorgplicht voor onderhoud en restauratie (…) Het enige overgebleven recht is: periodiek kijken naar je eigen bezit.” Hij nam zijn verantwoordelijkheid en zorgde voor de restauratie van de zeven borden, zodat deze in oude glorie als herinnering aan een rijk verleden nu in de kerk hangen.
De vraag kwam toen op wat hiermee te doen? De familie had ter plaatse geen belangen meer en de veranderde tijdsomstandigheden maakten een voortzetting van het bezit hiervan onlogisch. “Het heerlijkheidsrecht is achterhaald en het is nu cultureel erfgoed”, zo zei hij en daarom besloot Frederik Hendrik Sloet om de zeven rouwborden nu over te dragen aan de kerk in Giessenburg.
Er was een compleet programma voor de vele aanwezigen, waarbij er toespraken waren voor ‘onze baron’ namens de historische vereniging, het College van Kerkrentmeesters en burgemeester Theo Segers. Laatstgenoemde was eerst wat argwanend geweest, want adel uit Zwolle, daar kwam toch ook Joan Derk van der Capellen vandaan? De patriot die anti-overheid en anti-Oranje was? “Het zal toch niet dat deze baron hetzelfde gedachtegoed heeft?” Hij droeg bij deze gelegenheid voor het eerst zijn ambtsketen in de kerk, omdat de burgerlijke overheid en kerk hier samen kwamen en zei onder meer: “De adel is hier in de kerk met rouwborden als burgerlijke overheid aanwezig” en “Ik koester scheiding kerk en staat, maar maak die scheiding wat losser. We hebben elkaar nodig.” Gelukkig viel ‘onze baron’ mee en daarom overhandigde hij hem als dank een boek voor zijn genereuze schenking. Hij vroeg zich met een kwinkslag nog wel af of de herenbank nu misschien de plek voor de burgemeester en zijn vrouw zo worden, want deze bank bleef tot nu toe altijd leeg en niemand nam daar plaats.
Hierna volgde de officiële overdracht en tekende Frederik Hendrik baron Sloet van Oldruitenborgh, heer van Giessenburg, de notariële akte, waarmee hij niet alleen de rouwborden overdroeg, maar ook afstand deed van zijn laatste recht als heer van Giessenburg. Om die reden overhandigde hij ook zijn archief met papieren die betrekking hebben op de rouwborden.
Tot slot had het College van Kerkrentmeesters nog een verrassing voor hem en mocht hij een gedenkplaatje onthullen, die zijn schenking van de zeven rouwborden memoreerde als Heer van Giessenburg: ‘De zeven Rouwborden in deze kerk zijn geschonken door drs. F.H. Baron Sloet van Oldruitenborgh, Heer van Giessenburg. XXIII.XI.MMXXIV 23-11-2024’.
Een uitgebreid fotoverslag volgt in het digitale magazine van de stichting Adel in Nederland, dat onze donateurs per mail krijgen toegestuurd. Het afgelopen jaar heeft dit i.v.m. persoonlijke omstandigheden stil gelegen, maar in 2025 gaat het weer verschijnen!