Eeuwenlang behoorde het geslacht Van Leyden tot de rijkste en meest vooraanstaande inwoners van Leiden. In 1548 werd mr. Adriaen Dircsz. van Leyden (†1562) door Keizer Karel V verheven tot baron des H.R. Rijks, maar hij en zijn nazaten gebruikten deze titel niet. In 1732 werd nakomeling Pieter des H.R. Rijksbaron van Leyden (1666-1736) door Keizer Karel VI verheven tot H.R. Rijksgraaf, maar ook deze titel werd niet gebruikt. Wel noemden de Van Leydens zich vanaf dat moment H.R. Rijksbaron.
Bescheiden waren de Van Leydens echter niet. Zij waren zich bewust van hun vooraanstaande positie en vanaf 1658 tot in 1791 bewoonden zij op het Rapenburg het Huis van Leyden, een stadspaleis dat bekend staat als het grootste huis van Leiden. Hier toonden zij aan hun gasten hun familieportretten en hun kunstverzamelingen. Maar de Van Leydens verzamelden meer: heerlijkheden – en dit deden zij op een schaal die door maar weinig families geëvenaard werd. Door huwelijk en door koop kwamen zij in het bezit van vele heerlijkheden en het leek bijna alsof het voetbalplaatjes waren, die zij verzamelden. Het zorgde er wel voor dat de meeste zonen zich wel ‘heer van X, Y, Z …’ konden noemen en dit droeg bij aan de adellijke allure en status van de familie.
Meerdere Van Leydens waren burgemeester en dienden de stad als burggraven van Leiden. Wie nu de Burcht van Leiden bezoekt, ziet een fraaie poort van Bentheimer zandsteen met daarin o.a. de familiewapens van drie Van Leydens die burggraaf van Leiden waren; geen enkele andere familie slaagde sinds 1651 hierin om zo vaak burggraaf te zijn.
In 1814 werd jonkheer mr. dr. Frédéric Auguste van Leyden, heer van Westbarendrecht, Carnisse en Warmond (1768-1821) benoemd in de Ridderschap van Holland en aldus opgenomen in de Nederlandse adel. Hij werd uiteindelijk minister van Binnenlandse Zaken, gouverneur van Zuid-Holland en lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal. Hij huwde in 1806 Augusta Leopolda Catharina barones van Pallandt (1778-1844), maar het huwelijk bleef kinderloos, zodat in 1821 het geslacht Van Leyden binnen de Nederlandse adel uitstierf. Wat zichtbaar bleef, is hun stadspaleis, hun collectie familieportretten, hun familiewapen op enkele plekken in de stad Leiden en een rouwbord in de Pieterskerk aldaar.