In de 17e eeuw reisden jonge kunstenaars naar Rome uit liefde voor de schilderkunst én Rome. Zij waren jong, vierden feest met elkaar, provoceerden en inspireerden elkaar. Ver van huis verbonden zij zich met elkaar in een eigen genootschap: Bent Vueghels – een bende vrije vogels. Op het eerste gezicht lijkt de link met adel vergezocht, maar er zijn meerdere adellijke orden bekend uit het verleden (en nu hebben wij het hier niet over de ridderlijke, charitatieve orden), voor wie het samenzijn in goed gezelschap voorop stond. En zoals overal, ontdekten wij ook op deze tentoonstelling weer adellijke verhalen.
Bent Vueghels verwees naar de onafhankelijke positie van de leden en misschien ook naar hun diversiteit; hoewel de meesten schilder waren, waren anderen beeldhouwers, prentkunstenaars, dichters, edelsmeden en er was zelfs een apotheker lid van dit genootschap.
Er waren eigen rituelen en nieuwe leden moesten ontgroend worden, waarbij een banket aangeboden moest worden, dat natuurlijk rijkelijk vergezeld ging van veel wijn en bier. Zoiets kostte het nodige geld, maar dan ontving je wel de Bentbrief en had je in het verre Rome wel je eigen thuisbasis.
Aan het einde van de 17e eeuw trokken steeds minder kunstenaars naar Rome en het genootschap leek een zachte dood te zullen sterven, totdat dit versneld werd met het verbod op nachtelijke feesten buiten carnavalstijd door Paus Clemens XI. Zo’n veertig leden bleven in Rome werken en stierven hier ook, maar anderen keerden terug naar de Republiek met – al dan niet – nieuwe talenten.
Veel is nog onbekend over dit genootschap, maar uit bewaard gebleven documenten blijkt niet alleen de verbondenheid en gedeelde zorgen, maar spat ook het plezier, het gevoel voor humor en de vreugde voor het feestvieren. T/m 4 juni is deze zeer fraai vormgegeven tentoonstelling nog te zien in Centraal Museum Utrecht, die een feest voor het oog is!
Het kasteel Rijnhuizen in Utrecht in zijn huidige verschijningsvorm dateert uit de 17e eeuw, toen het door Reynoud van Tuyll van Serooskerken in de Hollands-classicistische stijl verbouwd werd, maar het huis vindt zijn oorsprong in de 14e eeuw. Na de Van Tuylls woonden hier de adellijke families Van Reede en De Geer, maar ook de patriciaatsfamilie Döderlein de Win woonde een aantal jaren op dit fraaie huis.
Door het huwelijk van jonkvrouwe Ada Mathilda de Geer (1857-1943), vrouwe van Rijnhuizen, in 1880 met Gijsbert Carel Duco baron van Hardenbroek (1857-1902), heer van Lockhorst, kwam het huis in het bezit van dit geslacht. Hun kleindochter verkocht Rijnhuizen in 1958 aan een stichting.
Op de ansichtkaart kijkt men op de achterzijde van het huis, waar grote kuipplanten en bloemperken het aangezicht verfraaien. En wie de man in het openstaande venster is? Vermoedelijk betreft het – gezien het lichte huisjasje – de huisknecht, die vanuit het raam van de grote zaal op deze zomerse dag de fotograaf gadeslaat.
Het Venduehuis in Den Haag bestaat al sinds 1811 en is nog steeds gevestigd op dezelfde historische locatie aan de Nobelstraat. Het Venduehuis kent een lange traditie met vele hoogtepunten. Zo werd hier in 1881 Het Meisje met de Parel van Johannes Vermeer geveild. Maar het Venduehuis vernieuwt zich steeds en zo kan inmiddels iedereen in binnen- en buitenland via de gratis online catalogi op de hoogte blijven van het brede veilingaanbod in alle prijsklassen. U kunt hier natuurlijk ook zelf goederen ter veiling aanbieden!
Afgelopen week werd de stichting Adel in Nederland hier wederom zeer gastvrij ontvangen door Hans Huygens (directeur) en Philomeen van ’t Hooft (Public Relations & Marketing). Het Venduehuis is het allereerste veilinghuis en één van de oudste Vrienden van AiN, die ons als stichting ondersteunt in onze werkzaamheden. In ons gesprek konden we terugkijken op een voor beiden prettig verlopen samenwerking in de afgelopen jaren, die we gaan voortzetten, zodat u geïnformeerd blijft worden over bijzondere adellijke items op veilingen bij het Venduehuis.
Aanleiding voor dit bezoek was de aankoop door AiN van een klein, charmant pastelportretje uit het einde van de 18e eeuw van een Groningse freule. Binnenkort hopen wij u hier meer over te vertellen en over welke bestemming dit portretje gaat krijgen op een voor publiek toegankelijke plek.
Benieuwd welke Vrienden de stichting Adel in Nederland in de afgelopen jaren ondersteund hebben? Kijk dan op https://www.adelinnederland.nl/vrienden-van-ain/ Wilt u als kasteel, landgoed, buitenplaats, museum, bedrijf, stichting of instelling zelf ook Vriend van AiN worden? Dan kan dat! U steunt daarmee de werkzaamheden van AiN én krijgt rechtstreeks toegang tot onze doelgroep om uw eigen activiteiten, evenementen en tentoonstellingen onder de aandacht te brengen. Mail voor meer informatie naar info@adelinnederland.nl.
De vandaag overleden cabaretier, schrijver, programmamaker en acteur Willem Philippe (‘Wim’) de Bie (1939-2023) was gehuwd met Ernestine Oosting, die uit een familie stamde, die in 1931 in het Blauwe Boekje van het Nederland’s Patriciaat werd opgenomen. Een oudtante van vaderszijde huwde een jonkheer Van Holthe tot Echten en zo zijn er in de familie Oosting nog wel meer adellijke allianties te vinden. Haar grootmoeder van moederszijde was een meisje Van Strijen, uit een familie die al in 1917 in het Blauwe Boekje werd opgenomen. Na haar overlijden stond er in haar annonce ‘Vrouwe Ernestine Josephine van Strijen‘, waaruit wel enig standsgevoel sprak en met een jonkvrouwe De Charon de St. Germain als grootmoeder waren er ook hier adellijke connecties.
Mogelijk werd er in deze familiekring inspiratie opgedaan voor de zusjes Jet en Koosje Veenendaal, die voor mij favoriet waren. Volgers van AiN zullen vast bepaalde zaken, net als ik, raak getroffen vinden, maar andere net niet, of helemaal niet. Hoe dan ook, ik geniet bij het terugkijken van het heerlijke gekissebis tussen twee zusjes, waarvan de ene wat meer pretenties heeft dan de ander, en denk terug aan een groot en begenadigd cabaretier, schrijver, programmamaker en acteur: Wim de Bie.
Jonkheer Carel Frederik Wesselman van Helmond, geboren Amsterdam 18 maart 2023, zoon van jonkheer Pieter Gillis Wesselman van Helmond en Bella Wesselman van Helmond née Beukers.
Op dinsdag 28 maart loopt bij het Venduehuis in Den Haag de online Classical Paintings and Drawings veiling af, met o.a. deze portretten van het Franse adellijke echtpaar De Robineau de Villemont-Boullet. Lees het verhaal hierbij hieronder en kijk voor de online catalogus om te zien wat er verder geveild wordt op https://auctions.venduehuis.com/nl/#/auctions/67fa70e9-c81a-4c07-9c42-1f58632e2448?lot_status=all
Lot 60 betreft twee portretten uit de 18e eeuw van het adellijke echtpaar De Robineau de Villemont-Boullet. Jules François de Robineau de Villemont, heer van Villemont (1738-1806) werd geboren op 26 november 1738 in Marseille als zoon van Pierre de Robineau de Beaulieu, heer van Beaulieu (1690-1764) en Marie-Josèphe Julie de Meyronnet de Saint Marc (1717-na 1768), die uit de familie van de baronnen De Saint Marc stamde en een dochter was van een Raad des Konings in het parlement van de Provence. De vader van Jules François stamde uit een geslacht dat teruggaat tot in de 16e eeuw. In de 17e eeuw werd een voorvader burger van Parijs en wijnhandelaar en maakte hiermee fortuin. Diens zoon, de grootvader van Jules François, maakte carrière in overheidsdienst en werd Raad van de Koning en Ontvanger-Generaal van de Financiën van de Provence. In de 17e eeuw kocht deze de heerlijkheden Belombre en Escolives in Auxerrois.
In Frankrijk maakt men wel onderscheid tussen ‘noblesse d’epée’ en ‘noblesse de robe’. De ‘noblesse d’epée’ is de zwaardadel en stamt af van de riddermatige adel, terwijl de ‘noblesse de robe’ de ambtsadel betreft en afstamt van hoge ambtsdragers, die in de adel verheven werden. De familie De Robineau is een mooi voorbeeld van ‘noblesse de robe’, die door hun snelle maatschappelijke stijging en huwelijken met leden van adellijke geslachten ging deel uitmaken van de adel van de Provence. Aanleiding voor hun verheffing in de adel in de 17e eeuw was de functie van Raad en Secretaris van de Koning bij de Kanselarij van de Provence.
Ook de vader van Jules François had hoge ambtelijke functies en was Commissaris van Oorlog voor de kust van de Provence, Ontvanger-Generaal van Financiën in de Provence en mede-oprichter, Lid en Directeur van de Academie van Marseille. In 1754 kocht zijn vader voor het kolossale bedrag van 160.500 livres de heerlijkheid Beaulieu. De oudste broer van Jules François zou zijn vader als heer van Beaulieu opvolgen en werd daarnaast Raad van het Parlement van Provence, maar Jules François werd heer van Villemont, dat zijn vader geërfd had, en volgde zijn vader als Commissaris van Oorlog op.
Jules François was luitenant in het regiment D’Angoumois in Louisiana en werd benoemd tot Ridder in de Militaire Orde van Saint Louis. Op 9 april 1771 trad hij in de kerk Sainte Marie in Toulon in het huwelijk met Marie Madeleine Boullet, dochter van een vooraanstaande en vermogende handelaar en meester-goudsmid uit Toulon, en zij kregen zeven kinderen: Jules Pierre (jong overleden), Blaise François Laurent, Joseph Marie (jong overleden), Philippe François (jong overleden), Louis Hippolyte Toulon, Charlotte Julie en Anne Louise Honorine de Robineau de Villemont. Zijn zoon Blaise François Laurent zou hem, na zijn overlijden, opvolgen als heer van Villemont.
Hoewel de familie overtuigd koningsgezind en aanhanger van de Bourbons was, koos de jongste zoon Louis Hippolyte Toulon de Robineau na de Franse Revolutie voor een carrière in het leger van Napoleon en maakte diens veldtochten naar Italië, Pruisen, Oostenrijk en (opnieuw) Italië mee. Hij werd uiteindelijk lijfwacht van de Koning met de rang van kapitein en werd benoemd tot Ridder in het Legioen van Eer. Ondanks zijn indrukwekkende carrière vergaf zijn familie hem zijn keuze niet en raakten zij gebrouilleerd.
Op dit portret draagt Jules François de Robineau een harnas, dat hij in werkelijkheid niet gedragen zal hebben, maar dat diende om zijn adellijke status te bevestigen en hem een glans van oude zwaardadel verleende.
De portretten betreffen pastel op papier en meten 44×36 cm (met lijst 58×49 cm). Ze worden getaxeerd op 800-1200 euro. Veilingopbrengst 3600 euro.
Jonkheer Victor Willem van Eysinga, geboren Rotterdam 14 maart 2023, zoon van jonkheer Cornelis (‘Cees’) van Eysinga en Florentine van Eysinga née Disch.
Phelix Pieter Dénes Festetics de Tolna, geboren Amsterdam 15 maart 2023, zoon van Paul Coenen en Sonia Carina Petra gravin de Festetics de Tolna.
‘Stad der paleizen’ werd er eens over Oldenhove gezegd en wie nu Oldenhove bezoekt, kan zich hier nog steeds een goed beeld vormen van de adellijke representatie van weleer door de aanwezigheid van de vroegere havezaten. Om toegelaten te kunnen worden tot de Ridderschap moest men beschikken over een havezate, die ‘adellijk betimmerd’ moest zijn. In de praktijk kwam dit neer op een omgracht huis, met brug, bijgebouwen, lanen beplant met bomen, een omringende siertuin en een bijbehorend landgoed met boerderijen, die voor pachtinkomsten zorgden.
In Vollenhove ontwikkelde zich echter stadshavezaten, die niet aan al deze kenmerken konden voldoen, vanwege de beperkte ruimte. Deze hadden zeker wel allure door hun uiterlijk en bijbehorende siertuinen, die het karakter kregen van een hof door tuinmuren met toegangspoorten. Eens stonden er veertien havezaten in Vollenhove, waarvan Oldruitenborgh de meest imponerende gevel had door zijn lengte.
Oldruitenborgh gaat terug tot in 1460, toen het als huis en hof in het bezit was van de adellijke familie Van den Rutenberg. Door huwelijk vererfde het op het adellijke geslacht Van Echten en Philip van Echten liet het in 1755 bij testament na aan Arend Sloet (1722-1786). Hij stamde uit het bekende adellijk geslacht Sloet, dat gedurende vele eeuwen een vooraanstaande rol in Vollenhove speelde. Meerdere havezaten zouden gedurende korte of langere tijd in het bezit zijn van deze familie. Oldruitenborgh bleef familiebezit tot het in 1947 aan de gemeente Vollenhove werd verkocht.
Afgelopen zondag werd in Stiphout in de Sint-Trudokerk de 150ste sterfdag van freule Constance van der Brugghen (1795-1873) herdacht, die kasteel Croy en haar verdere bezittingen naliet aan de stichting Geloof, Hoop en Liefde met als doel een onderdak te bieden aan behoeftige bejaarden in Stiphout en Aarle-Rixtel. Op het altaar stonden haar zelfportret en een monstrans. Hierin zouden edelstenen zijn opgenomen uit een halsketting, die freule Constance kreeg van Koning Lodewijk Napoleon, bij zijn bezoek aan Croy. Het Sint Antoniusgilde bracht op deze bijzondere herdenkingsdag van een bijzondere freule een vendelgroet bij het graf van freule Constance. Lees het verhaal over kasteel Croy, de familie Van der Brugghen en freule Constance hieronder.
Kasteel Croy in Aarle-Rixtel in Noord-Brabant heeft een rijke geschiedenis met vele eigenaren. De laatste adellijke familie die het in eigendom had, was het geslacht Van der Brugghen. De stamvader was begin 16e eeuw gegoed in Gulik en zijn achterkleinzoon kreeg in 1653 van Keizer Ferdinand III bevestiging van zijn adeldom. In de 17e eeuw werden nakomelingen officieren in dienst van de Republiek, maar in de 18e eeuw maakte Dirk Willem van der Brugghen (1717-1770) fortuin als opperkoopman en resident te Soerabaja en diens zoon, Jan Anthony van der Brugghen (1747-1817) kocht in 1772 het kasteel Croy en werd heer van Croy en Stiphout.
Duel
Zes jaar later verkocht hij het aan zijn halfbroer jonkheer mr. Joan Carel Gideon van der Brugghen (1753-1828), die hem als heer van Croy en Stiphout opvolgde. Hij huwde Margaretha Geertruida Falck (1761-1843) en het echtpaar kreeg drie zoons en een dochter. Hun jongste zoon, jonkheer Louis Charles Auguste van der Brugghen (1797-1820) overleed op jonge leeftijd na een duel, waarbij het onduidelijk is of hij bezweek aan zijn verwondingen of mogelijk zelfmoord pleegde. Hun oudste zoon, jonkheer mr. Joan Gideon Willem Karel van der Brugghen (1783-1826) vestigde zich op de Utrechtse goederen van zijn echtgenote en zij overleden op jonge leeftijd. Zij lieten drie kinderen na, waarvan één kleindochter op kasteel Croy zou komen wonen bij haar grootmoeder en hier uiteindelijk ook ongehuwd zou overlijden. Grootmoeder Margaretha Geertruida Falck woonde hier toen samen met haar ongehuwde zoon en dochter.
Slag bij Waterloo
Deze ongehuwde zoon, jonkheer George Tammo Theodorus Adrianus van der Brugghen (1784-1864), volgde zijn vader als heer van Croy en Stiphout op. Hij maakte carrière als militair en vocht eerst als officier in het Franse leger, maar koos nadien aan het einde van de Franse tijd voor het Nederlandse leger. Hij vocht vervolgens in de rang van kapitein mee in de Slag bij Waterloo in 1815 en raakte hier gewond. Hiervoor werd hij datzelfde jaar onderscheiden als Ridder in de Militaire Willemsorde 4e klasse en later als Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Ook werd hij bevorderd tot luitenant-kolonel.
Geloof, Hoop en Liefde
De ongehuwde dochter, jonkvrouwe Joanna Caroline Constance Wilhelmine van der Brugghen (1795-1873), plaatselijk beter bekend als freule Constance, bewoonde uiteindelijk alleen kasteel Croy. Hoewel protestants gedoopt, liet zij zich twee jaar voor haar overlijden roomskatholiek dopen. In haar testament gaf zij kasteel Croy een bijzondere bestemming: 20 arme bejaarden uit Stiphout en 10 uit Aarle-Rixtel kregen hier onderdak in een tehuis onder de naam Geloof, Hoop en Liefde.
In 1969 kwam er aan het bejaardentehuis in kasteel Croy een einde en vestigde zich hier de Katholieke Charismatische stichting, tot ook deze in 1990 het kasteel verliet. Kasteel Croy en het landgoed van 254 hectare worden nu beheerd door de stichting Geloof, Hoop en Liefde, die het beheren in de geest van freule Constance.