27 februari 1942 Slag in de Javazee: heldendood jonkheer W.J.P. van den Bosch, jonkheer A. van Geen, jonkheer J.J. Storm van ‘s Gravesande en A.F. baron van Tuyll van Serooskerken

Geen, Dodenherdening 2014
Afb. Jonkheer Alexander van Geen, portret door W. Sluyter in 1934. Foto met dank aan het Nederland’s Adelsboek.

Op 27 februari 1942 vond de Slag in de Javazee plaats. Een geallieerd eskader onder commando van de Nederlandse schout-bij-nacht Karel Doorman vocht in de Javazee tegen de invasievloot van Japan, die Java wilde aanvallen.  Nederland verloor bij deze slag de kruisers Hr.Ms. De Ruyter en Hr.Ms. Java en de torpedobootjager Hr.Ms. Kortenaer. Ruim 900 opvarenden, onder wie schout-bij-nacht Karel Doorman, verloren hierbij het leven. Hieronder ook vier leden van de Nederlandse adel:

Jonkheer Willem Joannes Petrus van den Bosch (1921-1942), luitenant-ter-zee 3e klasse, aan boord Hr. Ms. De Ruyter

Jonkheer Alexander van Geen (1903-1942), luitenant-ter-zee 1e klasse, artillerie-officier aan boord van Hr. Ms. Java

Jonkheer Jan Jacob Storm van ’s Gravesande (1919-1942), luitenant-ter-zee 3e klasse, aan boord van Hr. Ms. De Ruyter

Alexander Frederik baron van Tuyll van Serooskerken (1912-1942), luitenant-ter-zee 2e klasse, adjudant van de eskader-commandant, de schout-bij-nacht Karel Doorman, aan boord van Hr. Ms. De Ruyter.

Aan boord van Hr.Ms. De Ruyter bevond zich ook matroos jonkheer Paul Renée Boreel (1922-1995), maar hij overleefde, dankzij Alexander Frederik baron van Tuyll van Serooskerken, die hem zijn eigen reddingsvest gaf.

Oproep: kent u meer adellijke opvarenden die de Slag in de Javazee overleefd hebben? Mail dan naar info@adelinnederland.nl. 

In november 2016 werd bekend dat de Nederlandse oorlogsschepen Hr.Ms. De Ruyter, Hr.Ms. Java en Hr.Ms. Kortenaer samen met andere geallieerde schepen van de zeebodem verdwenen zijn en waarschijnlijk gesloopt zijn voor het ijzer. De oorlogsschepen werden gezien als een oorlogsgraf voor de vele opvarenden die in deze slag omkwamen.

Hieronder het verhaal van jonkheer Alexander van Geen, dat reeds eerder op onze website te lezen was:

Jonkheer Alexander van Geen werd geboren op 7 december 1903 te ’s-Gravenhage. Zijn vader, François Marie Leon baron van Geen, stamde uit een geslacht met een lange traditie in dienst van het vaderland. Opeenvolgende generaties waren generaal, luitenant-generaal bij de infanterie, kapitein bij de marine en hijzelf was luitenant-ter-zee 2e klasse tot hij particulier secretaris en kamerheer van Koningin Wilhelmina werd. In 1831 werd een voorvader in de Nederlandse adel verheven met de titel van baron bij eerstgeboorte. Zijn moeder, jonkvrouwe Adolphine Warnerdina Anna van der Wijck, stamde uit een een familie waarvan een voorvader in 1867 verheven werd in de Nederlandse adel met het predikaat van jonkheer.

Hij groeide met een ouder en een jonger zusje op aan de Waldeck-Pyrmontlaan in Apeldoorn, waar zijn vader aan het Hof werkzaam was. Net als zijn vader koos hij voor de marine en hij begon zijn opleiding in Willemsoord als adelborst, om vervolgens luitenant ter zee 3e klasse te worden en in deze rang verbleef hij in Nederlands-Indië. Na terugkomst huwde hij in 1931 Christina Wilhelmina Zeverijn en werd luitenant ter zee 2e klasse. Uit hun huwelijk werd in 1933 een zoon geboren. Nadien vertrok het gezin naar Nederlands-Indië en ging in Soerabaja wonen.

Na de Japanse aanval op Pearl Harbor verklaarde Nederland een dag later op 8 december 1941 de oorlog aan Japan. Op 27 februari 1942 vond de Slag in de Javazee plaats, waarbij een geallieerde vloot van Nederlandse, Amerikaanse, Britse en Australische schepen onder leiding van schout-bij-nacht Karel Doorman de strijd aanging met een Japanse invasievloot. De zeeslag werd door Japan gewonnen en de Nederlandse schepen Hr.Ms. De Ruyter, Hr.Ms. Java en Hr.Ms. Kortenaer gingen ten onder met ruim 900 opvarenden, waaronder de achtendertigjarige jonkheer Alexander van Geen. Zijn weduwe bracht met hun zoontje vervolgens de oorlogsjaren door in Japanse kampen. Na de oorlog kreeg jonkheer Alexander van Geen vanwege zijn getoonde moed postuum de Bronzen Leeuw.

27 feb. t/m 2 mrt.: timed online veiling Veilinghuis Van Spengen met vitrinekast De Geer en porseleinen portretten Oranje-Nassau.

Afb. 1. Het bovenstuk van de vitrinekast met het familiewapen De Geer. Foto met hartelijke dank aan Veilinghuis Van Spengen in Hilversum.

Van 27 februari t/m 2 maart loopt er een timed online veiling af bij Veilinghuis Van Spengen in Hilversum met kunst, antiek, zilver, porselein, juwelen, enz. Tot de aangeboden kavels behoren o.a. een vitrinekast met het familiewapen De Geer en porseleinen portretten Oranje-Nassau. Lees het verhaal hierbij hieronder en kijk voor de online catalogus voor wat verder geveild wordt op  https://vanspengen.cloudcatalogus.nl/Home/Catalog#

Afb. 2. Een vitrinekast met bovenin het familiewapen De Geer. Foto met hartelijke dank aan Veilinghuis Van Spengen in Hilversum.

Kavel 2 betreft een 193-eeuwse rijkgestoken eiken vitrinekast met beglaasde deuren en paneeldeuren onderin, die versierd is met florale ornamenten en engelenkopjes. Bovenin de kast staat het ‘De Geer’ familiewapen. De familie De Geer stamt oorspronkelijk uit Luik, maar week om het geloof aan het einde van de 16e eeuw uiteindelijk uit naar Nederland. Louis de Geer (1587-1652) werd de grondlegger van een industrieel imperium met ijzermijnen en -smelterijen en wapen- en munitiefabrieken in Zweden. Hij werd in 1641 in de Zweedse adel verheven. Vanaf 1814 werden verschillende nakomelingen ingelijfd in de Nederlandse adel en zowel in Zweden als Nederland bloeit de familie voort.

De kast wordt getaxeerd op 300-400 euro.

Kavel 753 betreft set van 5 biscuit porseleinen reliëfportret plaquettes voorstellende: Koning Willem I (1772-1843), gesigneerd  Brichaut (Pierre), zijn echtgenote Wilhelmina van Pruisen (1774-1837), hun zoon Willem, prins van Oranje-Nassau (1792-1849, later Koning Willem II), Frederik prins der Nederlanden (1797-1881) en vermoedelijk zijn echtgenote prinses Louise van Pruisen (1808-1870), alle portretten en profil en gevat in ovaal porseleinen lijst met gouddecoratie van lauweren en gestileerde palmbladeren.

De set wordt getaxeerd op 1200-1500 euro.

Benieuwd naar wat er verder bij Veilinghuis Van Spengen in Hilversum geveild wordt? Kijk dan in de online catalogus https://vanspengen.cloudcatalogus.nl/Home/Catalog#

Afb. 3. Oranje portretten in porselein. Foto met hartelijke dank aan Veilinghuis Van Spengen in Hilversum.

Het verhaal bij een graf: het graf-met-de-handjes

Afb. 1. Het graf-met-de-handjes. Foto met hartelijke dank aan Harry Segers wwwharrysegers.nl.

Jonkvrouwe Josephina Carolina Petronella Hubertina van Aefferden (1820-1888) stamde uit een roomskatholieke, adellijke familie en haar vader werd in 1816 benoemd in de Ridderschap van Limburg. Haar broer koos in 1830 voor de Belgische Opstand en verwierf in 1839 de Belgische nationaliteit. Als dank hiervoor kreeg hij de Belgische titel van burggraaf in 1871.

Jacobus Warnerus Constantinus van Gorkum (1809-1880) kwam uit een protestantse familie, die recent tot aanzien gekomen was: de stamvader in de 17e eeuw was schipper, zijn grootvader was kunstschilder en met zijn vader kwam het aanzien: deze vocht in de Slag bij Waterloo, werd onderscheiden met de Militaire Willemsorde en bracht het zelfs tot generaal-majoor. Daarnaast was hij een fel tegenstander van de Belgische afscheiding in 1830. Aangezien zijn ouders zestien kinderen kregen, zal er op financieel gebied niet veel te verwachten zijn geweest. In 1923 werd de familie overigens wel opgenomen in het blauwe boekje van het Nederland’s Patriciaat.

De twee werden verliefd op elkaar, maar hun huwelijkswens stuitte op grote weerstand vanwege de verschillen in geloof, status, rijkdom, politieke voorkeur en afkomst. In 1842 huwden ze elkaar ondanks deze bezwaren toch en waren vervolgens bijna achtendertig jaren gelukkig getrouwd. Het huwelijk werd gezegend met drie kinderen: twee zoons en een dochter.

Afb. 2. Jacobus Warnerus Constantinus van Gorkum (1809-1880). Foto coll. RKD, Den Haag.

Op 28 augustus 1880 overleed Jacobus, die in voorgaande jaren benoemd was tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw, na een periode van ziekte: “Heden overleed tot onze diepe droefheid onze innig geliefde echtgenoot, vader en behuwdvader, de HoogEdelGestrenge Heer J.W.C. van Gorkum, gepensioneerd Kolonel, Militie-Commissaris in het Hertogdom Limburg” en hij werd bijgezet op de protestantse begraafplaats van Roermond. De plek leek vreemd gekozen: niet in één van de streng geordende rijen, maar buiten het stramien tegen de muur, die grensde aan de katholieke begraafplaats – heel Roermond zal er zijn verbazing over uitgesproken hebben.

Acht jaar later op 29 november 1888 overleed Josephine: “Tot onze diepe droefheid overleed heden, na een kortstondig, doch smartelijk lijden, onze innig geliefde Moeder, Behuwdmoeder en Grootmoeder, Jonkvrouwe Josephine van Aefferden, Echtgenoote van wijlen den HoogEdel Gestrenge Heer J.W.C. van Gorkum, gep. Kolonel.”

En toen bleek de reden voor de bijzondere plaats van zijn graf acht jaar eerder: haar graf kwam juist aan de andere zijde van de muur op de roomskatholieke begraafplaats te liggen. En wie dacht dat het verschil in geloof tussen beiden had getriomfeerd, kwam bedrogen uit, want hun graven werden verbonden door twee innig verstrengelde handen, waardoor zij tot in de dood met elkaar voor eeuwig verbonden bleven.

“For never was a story of more…” love
Than this of Josephine van Aefferden and her Jacobus van Gorkum.

Webinar ‘Twickels Drietal’ door Christine Sinninghe Damsté – Hopperus Buma Donderdag 9 maart, 20.00 uur

Afb. 1. De drie hoofdpersonen in deze lezing: Marie, George en Rodolphe van Heeckeren.

Opnieuw heeft de Werkgroep Adelsgeschiedenis een zeer interessante lezing in de aanbieding! Op donderdagavond 9 maart geeft Christine Sinninghe Damsté – Hopperus Buma een online lezing over de jeugd van Marie, George en Rodolphe van Heeckeren van Wassenaer. Vanaf het midden van de 19e eeuw bewoonden zij een deel van het jaar kasteel Twickel bij Delden. Christine Damsté is al geruime tijd als onderzoeker en vrijwilliger verbonden aan het kasteel en bestudeerde daar het speelgoed, kinderboeken een brieven van de kinderen. Aan de hand hiervan zal ze een beeld geven van hun opvoeding en educatie. Was die uniek of representatief voor de opvoeding van adellijke kinderen in de 19e eeuw? Centraal in het verhaal staat George van Heeckeren van Wassenaer waarover Christine Damsté in 2012 het boek Jonker in de 19e eeuw in eigen beheer uitgaf.

Programma webinar

20:00 uur: Opening
20:05 uur: Lezing door Christine Sinninghe Damsté
20:40 uur: Discussie

21:00 uur: Einde webinar

*De Zoom meeting room is vanaf 19:45 uur geopend.

Mis de webinar niet en meld u snel aan via dit aanmeldformulier https://docs.google.com/forms/d/e/1FAIpQLScvAAdrt_EYnry2umGwOEI1Cax3rYChIrLNHVmNXvUmORhNiA/viewform

Afb. 2. Kasteel Twickel in Delden, foto met dank aan www.twickel.nl.

De adel en het kiescollege voor niet-ingezetenen, door Evert Paul Veltkamp


Door de grondwetswijziging van 2022 werd er een kiescollege ingesteld voor de Eerste Kamer van de Staten-Generaal voor niet-ingezetenen; dit kiescollege heeft als enige taak het kiezen van leden van de Eerste Kamer. Na de grondwetswijziging van 2017 waren soortgelijke colleges ingesteld voor de drie Caribische openbare lichamen (Bonaire, Sint Eustatius en Saba). Dat betekent dat Nederlanders die niet in Nederland woonachtig zijn, noch in het Caribisch gebied, voor de Eerste Kamerverkiezingen van 15 maart 2023 voor het eerst hun stem kunnen uitbrengen voor indirecte verkiezing van Eerste Kamerleden via dit kiescollege; die laatste konden dat voorheen alleen -eveneens alleen na voorafgaande registratie- voor de landelijke Tweede Kamerverkiezingen.

Er zijn kandidatenlijsten voor 13 partijen met kandidaten die eveneens niet-ingezetenen van Nederland zijn. Op de dertien lijsten staan totaal 129 kandidaten, lopend per lijst van 1 kandidaat (Lijst 9; geen partijnaam) tot 24 kandidaten (D66). Van die 129 personen zijn er maar liefst 29 afkomstig uit Brussel en omliggende gemeenten; dat is dus 22 procent van het totale aantal kandidaten. Slechts een partij kent een telg uit de Nederlandse adel: het CDA met J.W.H. (Jan Willem) Sixma Baron van Heemstra uit Elsene, een van de 19 Brusselse gemeenten. Van Heemstra, getrouwd met een Spaanse en vader van vier kinderen, kent een uitgebreide internationale carrière en is thans onafhankelijk consultant in het Brusselse, heeft een mijningenieursdiploma en een MBA van het prestigieuze INSEAD-college. (Dit alles is ontleend aan zijn openbare LinkedIn-pagina.)

Binnen adelskringen is hij eveneens actief: hij is Commandeur van Maasland van de Ridderlijke Duitse Orde sinds 2016 en lid van het kapittel van die orde, sinds 2013 is hij lid van de Giftencommissie van de Duitse Orde. Hij is ook actief in enkele andere organisaties die zich bezighouden met armoedebestrijding.

Ook zijn beide ouders waren maatschappelijk actief: zijn vader, Hector Livius Sixma baron van Heemstra (1921-2001), was burgemeester van 1955 tot 1984 voor de Christelijk-Historische Unie, vanaf 1980: het CDA, zijn moeder, Christine Carina baronesse van Dedem (1932-1996) was lid van de Raad voor de Kinderbescherming van Leeuwarden.

De broer van zijn vader, dr. Feyo Schelto Sixma baron van Heemstra (1916-1999), genoot enige bekendheid als schrijver van in adellijke en hofkringen spelende boeken onder het pseudoniem Homme Eernstma, onder andere over een “prille liefde” tussen Alexander prins der Nederlanden (1851-1884) en Henriëtte gravin Schimmelpenninck (1850-1907: dochter van de minister, grootmeester van de Koning en voorzitter van de Hoge Raad van Adel, Rutger Jan graaf Schimmelpenninck, 1821-1893), en de fictieve biografie (“roman hagois”) van hun moeder Johanna Arnolda Bernardina Sixma baronesse van Heemstra née gravin Schimmelpenninck (1889-1971); die laatste was getrouwd met hun vader Cornelis Schelto Sixma baron van Heemstra (1879-1942), particulier secretaris van de koninginnen Emma en Wilhelmina.

Deze tak was in het bezit van Heemstrastate in Oenkerk, en de ouders en de broer van het kandidaat-kiescollegelid liggen dan ook in Oenkerk begraven.

De graven van de laatste Alberda van Menkema en zijn zusje Lewe van Nijenstein

Afb. 1. De grafkelder van de laatste Alberda van Menkema op de Gemeentelijke Begraafplaats in Uithuizen.

De grafkelder van de familie Alberda van Menkema is gelegen op de Gemeentelijke Begraafplaats in Uithuizen. Hierin is de laatste Alberda van Menkema bijgezet: jonkheer Gerhard Alberda van Menkema, heer van Dijxterhuis (1829-1902). Volgens het opschrift is deze grafkelder in 1851 gebouwd en uit de archiefstukken is bekend dat het ontwerp al uit 1850 dateert. In 1851 kon meteen de eerste bijzetting plaatsvinden door het overlijden van de tweede zoon van jonkheer mr. Unico Allard Alberda van Menkema (1803-1859) en echtgenote jonkvrouwe Josina Petronella Polman Gruys (1803-1854), de heer en vrouwe van de Menkemaborg, op jonge leeftijd: ‘Te Groningen overleed den 16den Mei 1851, in den ouderdom van ruim 19 jaren , de Hoog Welgeboren Heer Jonkheer JAN ERNST ALBERDA VAN MENKEMA, Student in de Regten aan de Hoogeschool aldaar’.

Boven de ingang staat een gevleugelde zandloper afgebeeld als symbool voor de tijd die vervliegt en de vergankelijkheid van de mens. Bovenop het timpaan staat op een voetstuk een piramide, symbool voor volmaakte afbouw van het leven. De tekst op het basement luidt:

HIER LEGGEN WIJ DE WAPENS AF.
NA ZOO VEEL STRIJD EN WONDEN;
EN IS DE DOODSLAAP EENS VOLBRAGT,
DAN WEKT GIJ ONS DOOR UWE KRACHT,
O JEZUS! VOOR DEN HEMEL

Afb. 2. Strak in het gelid: de aaneengesloten rij monumentale zerken van het gezin Lewe van Nijenstein-Alberda van Menkema op de Zuiderbegraafplaats in Groningen. Op de achtergrond als dissonant in dit funeraire landschap de moderne tijd.

Het enige zusje van de laatste Alberda van Menkema was jonkvrouwe Elisabeth Anna Alberda van Menkema (1833-1891). Zij huwde in 1855 jonkheer mr. Jean François Lewe van Nijenstein (1823-1882) en zij kregen acht kinderen. Ook hier herhaalde zich de geschiedenis, want deze tak van de familie Lewe stierf in 1950 uit. Dit echtpaar en zes van hun kinderen zijn in monumentale eenvoud op één rij bijgezet op de Zuiderbegraafplaats in Groningen. Waar hun jonggestorven eerste zoon is bijgezet, is onbekend en hun jongste dochter, die met een jonkheer Van Citters in het huwelijk trad, is in Heinkenszand bijgezet.

Afb. 3. Vier van de acht kinderen van het echtpaar Lewe van Nijenstein-Alberda van Menkema. Deze zijn alle vier bijgezet naast hun ouders. Het portret door Otto Eerelman uit 1867 werd door hun jongste broertje (en laatste van zijn tak) geschonken aan het Groninger Museum en is op de Menkemaborg te bewonderen. Foto met dank aan RKD – Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis/https://rkd.nl/explore/images/182487.

Voor het echtpaar Lewe van Nijenstein-Alberda van Menkema volstond het om hun zerken met adellijk zelfbewustzijn alleen te laten voorzien van hun beider familiewapens met daarboven de rangkroon van een jonkheer. Hun kinderen leefden in andere tijden en lieten hun familiewapen achterwege, maar hun namen en predikaten werden wel aangebracht. Het waren deze kinderen die in 1921 niet alleen de Menkemaborg aan het Groninger Museum schonken, maar ook familiebezit als portretten, zilver, porselein, enz., dat nog steeds op de Menkemaborg is te bewonderen.

Vanaf 1 maart is de Menkemaborg weer te bezoeken. Voor meer informatie over de Menkemaborg en bezoekmogelijkheden zie http://www.menkemaborg.nl

Afb. Adellijke representatie: i.p.v. namen en predikaten volstaan alleen de familiewapens Lewe van Nijenstein (links) en Alberda van Menkema (rechts) met daarboven de rangkroon van een jonkheer. Let op de geweldige leeuwenkop, die zich dreigend uit het wapenschild verheft.

Het verhaal van de laatste jonkheer Alberda van Menkema

Afb. 1. Het portret van jonkheer Gerhard Alberda van Menkema (1829-1902), kamerheer des Konings i.b.d. Hij was de laatste Alberda van Menkema. De tak van de jonkheren Alberda van Ekenstein bloeit nog steeds voort.

In 2021 was het 100 jaar geleden dat de Menkemaborg met ruim zes hectare grond door de erfgenamen van de laatste jonkheer Alberda van Menkema aan het Groninger Museum geschonken werd en het een museum kon worden, zoals dat nu nog steeds te bezoeken valt. In de schenkingsakte schreven jonkheer Gerhard, jonkvrouwe Johanna Catharina, jonkheer Unico Evert, jonkheer Jan Ernst,  jonkvrouwe Josina Petronella (gehuwd met jonkheer van Citters), jonkheer Edzard Willem en jonkheer mr. Jean François Lewe van Nijenstein, allen neefjes en nichtjes van de laatste jonkheer Alberda van Menkema,  ‘dat zij in overeenstemming met den wensch hunner moeder, en ter nagedachtenis aan het in negentienhonderd twee uitgestorven geslacht Alberda van Menkema, uitdrukking willen geven aan hun gevoelen, dat “de Borgh Menkema” met omgeving moet blijven bestaan, opdat ook in komende tijden worde genoten van al wat dan door de natuur en mensch is tot stand gebracht.’ Bij deze nagedachtenis moet overigens wel de kanttekening gemaakt worden, dat de familie Alberda helemaal niet uitgestorven was. Het betrof hier de tak Alberda van Menkema en tak van de jonkheren Alberda van Ekenstein bloeit nog heden voort.

De laatste Alberda van Menkema
Jonkheer Gerhard Alberda van Menkema, heer van Dijxterhuis, is de laatste Alberda van Menkema. Hij werd geboren op 31 oktober 1829 op de Menkemaborg als zoon van jonkheer mr. Unico Allard Alberda van Menkema (1803-1859) en jonkvrouwe Josina Petronella Polman Gruys (1803-1854). Na hem werden er nog twee broertjes en een zusje geboren. In 1845 erfde hij van zijn oudtante Wilhelmina Jeanne Alberda de borg Dijxterhuis, waardoor hij zich hier heer van mocht noemen. In 1851 overleed zijn tweede broertje, jonkheer Jan Ernst, die in Groningen rechten studeerde, nog maar 19 jaar oud. Drie jaar later overleed zijn moeder en acht jaar later overleed ook zijn vader, zodat hij de verantwoordelijkheid kreeg voor de Menkemaborg en zijn jongste broertje jonkheer Edzard Willem; deze was geestelijk niet geheel volwaardig en bleef net als hij ongehuwd.

Het jaar 1873 bracht koninklijk bezoek op de Menkemaborg: Koning Willem III bezocht in mei de provincie en op 24 mei bezocht hij de feestelijk versierde borg: ‘Hedenmorgen is Z.M. uitgereden naar dat deel van de provincie dat gewoonlijk „het hooge land” genoemd wordt. Over Adorp, Winsum, Baflo, Warfum en Usquert gaat de tocht naar Uithuizen. Te Warfum zal Z. M. de Hoogere Burgerschool bezien en te Usquert de plaats en de landbouw-inrichting van den Heer R.E. Huisman, lid van de Staten der provincie. Op den ouden burg Menkema zal de Heer G. Alberda Z.M. een déjeuner aanbieden en daarna wordt de route naar Groningen teruggenomen over Kantens, Middelstum en Bedum.’

Afb. 2. De Menkemaborg: sinds 1921 museum en vanaf 1 maart weer te bezoeken.

Een vers voor de Koning
In 1936 schreef zijn nichtje freule Cateau, voluit jonkvrouwe Johanna Catharina Lewe van Nijenstein (1861-1943), die 12 jaar oud bij het déjeuner mocht aanzitten: “Ik mocht er bij aan tafel zijn, omdat men vreesde dat de Koning niet hield van het getal 13.” Aan tafel zaten naast de negen officiële genodigden en ‘Oom Gerard’, ook de in zijn capaciteiten beperkte ‘Oom Es’ en haar ouders, die een zus en zwager waren van beide broers.

Vooraf bood freule Cateau de Koning een bouquet aan en droeg het volgende vers voor:

‘O, Koning Willem hoog in ’t Noorden
Aan Neerlands alleruiterst strand
Bied ik een Kind, met gulle hand
Deez bloemen U, ik heb weinig woorden
Maar dit, o Koning weet voor vast
’t Huis Menkema staat tal van jaren
Maar nooit heeft het grooter eer ervaren
Dan nu het zijn Koning heeft te gast
En héél het volk hier langs de zee
Roept Welkom Koning met mij mee
Neem Koning deez mijn bloemen aan
En dat het U steeds wel moog gaan.’

Een maand later volgde als dank voor de genoten gastvrijheid een bijzonder eerbewijs: ‘Z.M. de Koning heeft jhr. G. Alberda van Menkema tot HD. (Hoogst Dezelve – red.) kamerheer in buitengewone dienst benoemd.’ In deze functie was hij vaak bij bijzondere gelegenheden aanwezig, zoals bij de Inhuldiging van Koningin Wilhelmina in 1898.

Afb. 3. De herenkamer.

Na het overlijden van zijn broer in 1887 en zijn zusje in 1891 bleef hij als laatste van het gezin over. Of hij zijn einde voelde naderen, is niet bekend, maar op 7 april 1902 verkocht hij voor 1000 gulden het collatierecht van Westernieland en Saaxumhuizen aan de kerkelijke gemeenten aldaar en deed hij daarmee afstand van de zeggenschap over de benoeming van de predikant. Vijftien dagen later overleed hij op tweeënzeventigjarige leeftijd in Groningen als laatste van de tak Alberda van Menkema.

Vijf maanden later vond de veiling plaats van ‘Den deftigen inboedel’ van zijn huis in Groningen: ‘Mah. Secretaires, Tafels, Canapé, Fauteuils, Stoelen, Spiegels, Kabinetten, Pendule, twee prachtige groote Vazen, Kristal, Glaswerk, Keukengereedschappen, Ledikanten, Toiletspiegels, uitmuntende Beddegoederen, Damasten tafelgoed, Antiek Porselein, GOUD en ZILVER, w.o. gegraveerde Scheppersbeker, Tafelzilver, Messen met Zilveren hechten, Candelabres, Kandelaars, Zilveren Theekistjes, 4 Theepotten, Koffiepot, Melkkannen, Suikerpotten, Sauskommen, Waterkan en ander Zilveren voorwerpen.’

Afb. De keuken in de Menkemaborg.

Ook op de Menkemaborg waren er veilingen: ‘MEUBILAIRE en HUISHOUDELIJKE GOEDEREN, diverse en prachtige antieke Kasten, w.o. met palissander Snijwerk, Kabinetten, Oost-indische Kisten, Beelden, Kanonnen, Kronen, Wedgwood-Serviezen, Kristal, uitmuntende Beddegoederen, Koper- en Tingoed; prachtige Oranjeboomen en andere Planten. VOORTS NOG EEN PAARD, ZES RIJTUIGEN, als: Coupé, Barouchette. Breack, Jachtwagen, Tentwagen, Matwagen je, Boerenwagens, Wipkarren enz. en eindelijk nog eene partij Kippen.’

De kijkdagen trokken veel belangstelling – de Telegraaf berichtte over niet minder dan 1600 personen – en de toegang van 10 cent was voor de armenzorg in Groningen en Uithuizen. De borg Dijxterhuis werd afgebroken, maar zijn erfgenamen schonken de Menkemaborg in 1921 aan het Groninger Museum, die het zó inrichtte alsof de Alberda’s van Menkema nooit zijn weggeweest.

Voor meer informatie over de Menkemaborg en bezoekmogelijkheden zie http://www.menkemaborg.nl

Dit verhaal stond in Jaargang 1, nr. 3 – juni 2017 van het magazine van de stichting Adel in Nederland. Wilt u ook dit digitale magazine boordevol adellijke verhalen en adellijk nieuws vier keer per jaar in uw mailbox ontvangen? Wordt dan voor 17,50 euro per jaar donateur. Mail voor meer informatie naar info@adelinnederland.nl

Valentijnsdag: een dichtende dominee en zijn geliefde barones

Afb. Françoise Madelin Adema van Scheltema née barones van Eck (1832-1883)/ Foto part. coll.
Afb. Françoise Madelon Adema van Scheltema née barones van Eck (1832-1883)/ Foto part. coll.

Carel Steven Adema van Scheltema (1815-1897) was letterkundige en dominee. Voor zijn echtgenote Françoise Madelin Adema van Scheltema née barones van Eck (1832-1883) schreef hij vele gedichten. Deze bundelde hij na haar overlijden voor nabestaanden en vrienden met als titel ‘Aandenken aan mijne teergeliefde echtgenoote Françoise Madelon Adama van Scheltema, Geb. Baronesse van Eck’.

Omdat het vandaag Valentijnsdag is, volgt hier een van zijn liefdesgedichten voor haar die hij zo liefhad:

 ’t Is feestdag weer voor onze harten,
De dag van huiselijke vreugd,
Die ’t hart mij na doorleden smarten
Als ‘t lieflijkst avondrood verheugt.
Dat gij de mijne wildet wezen,
Te steun mij door uw liefde zijn,
Is dankstof, nooit genoeg geprezen,
Is balsem mij en zonneschijn.

Nog slechts een kring van weinig dagen
En reeds een vijftal jaren vlood,
Sinds ik uw liefde durfde vragen
En al mijn zorg in ruil u bood;
Gij hadt den moed die niet te wegen,
Om mijnentwil die niet te zien,
En toondet mijwaarts u genegen
Door al uw liefde mij te bien.

En nu, bij ’t dankbaar rugwaarts staren
Op ’t saamgewandeld huwelijkspad,
Is menig dag daarheen gevaren,
Die enkel zwarte schaduw had.
Wij zorgden saam voor lieve kranken,
Die u voor teedre moedertrouw
Nog in den hemel zullen danken,
En deeldet al mijn zorg en rouw.

Konde ik uw pad met bloemen sieren,
Die door geen jaarsaizoen vergaan,
Gij zaagt bij ’t vroolijk feestdag vieren
Een gansche tuin vol om u staan.
Neem nu deez’ ras verwelkte struiken,
En mogen binnen ’t kunstvol hout
Er jaren nog u nieuwe ontluiken,
Beeld ons van heil dat nooit veroudt.

Ja, lang nog zij het mij gegeven
Op ’t saambetreden levenspad
Een glans te schenken aan uw leven
Door ’t geuren van een bloemenschat.
Mijn harte kent geen vuurger bede,
Dan dat uw voet langs bloemen ga,
’t Gebloemt van liefde en hemelvrede,
Van zegen Gods en heilgena.

De kleine gravin Van Rechteren

a31

Cesse (Comtesse – red.) Elisabeth de Rechteren Limpourg Rechteren ob (obiit = overleden in het Latijn – red.) 25 jan 1875 15 j’ vermeldt het in die tijd in adellijke kringen gebruikelijke Franstalige bijschift. In het rode boekje van de Nederlandse adel staat zij als Elisabeth Wilhelmina gravin van Rechteren Limpurg. Zij werd geboren op 23 maart 1860 op kasteel Rechteren in Dalfsen als dochter van Jacob Hendrik graaf van Rechteren Linpurg, heer van Rechteren en Verborg (1831-1878) en Jacqueline Henriette Anne Elisabeth gravin van Rechteren Limpurg née gravin van Rechteren (1837-1901).

Op deze foto zal zij vijf of zes jaar zijn geweest en zij kijkt enigszins gelaten de fotograaf aan. Keurig opgedirkt zit zij stijfjes op een stoel, waarbij zij vanwege de toenmalige fototechniek ook bewegingsloos moest zitten. Het kleine gravinnetje werd niet oud, want twee maanden voor zij vijftien jaar zou worden, kwam zij te overlijden: “Den 25 Januari overleed te ’s Hage onze eenigste dochte ELISABETH WILHELMINE , in den ouderdom van bijna 15 jaren, J.H. Graaf VAN RECHTEREN LIMPURG. J.H.A.E. Gravin VAN RECHTEREN LIMPURG geb. Gravin VAN RECHTEREN APPELTERN. Volstrekt eenige kennisgeving.”

In plaats van op de afgelegen begraafplaats in het dorp Dalfsen wilden haar diepbedroefde ouders hun dochter dichtbij hun kasteel hebben en in het park werd een grafkelder gebouwd, waarboven een heuvel werd opgeworpen. Hierop verheft zich een obelisk als symbool van standvastigheid en deugd met daarop meerdere funeraire symbolen. Zoals een gevleugelde zandloper, die symbool staat voor de tijd die vervliegt en het kortstondige leven, en een vlinder als symbool voor de onsterfelijke ziel. De kleine gravin is inmiddels vergeten, maar wat bleef is deze foto van haar en een obelisk met rijke funeraire symboliek.

 

Lezing vr. 17 feb. in Veenwouden: ‘Familie Van Sytzama, boer, burger, baron, generaal en een dichteres’

Afb. 1. Douwe Jan Vincent baron van Sytzama was burgemeester van Dantumadiel. Foto met hartelijke dank aan Bearn Bilker.

De Friese adellijke familie Van Sytzama is een hoofdstuk apart binnen de Friese adel. Wat maakte hen een tikkeltje anders dan de overige Friese adel? Ze waren veelzijdig, ze leverden talloze leden van de familie aan het leger, aan het openbaar bestuur, ze zaten in de politiek, maar ze deden ook aan kunst en cultuur: een dichteres, een schilderijen verzamelaar, ze deden aan schaatsrijden, ze streden voor het christelijke onderwijs. Er zaten ook zeker wel zwarte schapen onder de Sytzama’s. En ze trouwden ook niet altijd volgens de traditie. En één tak van de familie emigreerde zelfs naar de USA! Ze bezaten twee staten, Beslinga State te Friens en Rinsma State te Driesum en ze bouwden Huize Sytzama te Kollum.

Een boeiend en afwisselend familieverhaal. Adeldeskundige Bearn Bilker uit Oudwoude vertelt over deze opmerkelijk familie en hij staat stil bij de meest markante leden van dit geslacht. Hij staat ook zeker stil bij Rinsma State en zijn bewoners en het verhaal eindigt met de huidige Sytzama’s: hoe leven ze nu?

De lezing wordt gehouden op  vrijdag 17  februari 2023 19.30 uur in de Schierstins te Feanwâlden  (Veenwouden)   (Van te voren opgeven: info@schierstins.nl )

Afb. 2. Familiegraven Van Sytzama in Friens; hier zijn vele familieleden in en bij de kerk in de loop der eeuwen bijgezet. Foto met hartelijke dank aan Bearn Bilker.