De voorzitter van het bestuur van de Stichting Archivariaat Bentinck-Schoonheten, mr. Coba barones Bentinck van Schoonheten, meldt met trots dat het Zijne Majesteit de Koning heeft behaagd haar directeur de heer Wim Hoogeland te benoemen tot Lid in de Orde van Oranje-Nassau.
Tijdens de Donateursdag afgelopen zaterdag in de mooie Plaskerk in Raalte werd Wim Hoogeland tijdens zijn lezing over “De parels van de Plaskerk” verrast door binnenkomst van burgemeester Zuidema van Raalte samen met Wims kinderen en kleinkinderen.
De Burgemeester sprak zijn lof uit over het vele werk dat Wim niet alleen voor de Stichting heeft gedaan maar ook voor andere historische verenigingen in de gemeente Raalte en voor de Plaskerk.
Het grote en belangrijke archief van Schoonheten is op initiatief van de erven mr. R.F.C. baron Bentinck van Schoonheten in een stichting ondergebracht en de dagelijkse leiding ligt in handen van de directeur Wim Hoogeland, die het archief geïnventariseerd heeft en die als geen ander de familiegeschiedenis van de Bentincks kent.
De stichting Adel in Nederland feliciteert Wim Hoogeland van harte met deze Koninklijke onderscheiding!
Jonkheer David Folkert Matthijs Rutgers van Rozenburg, geboren Zeist 9 oktober 2024, zoon van jonkheer Coenraad Maarten (‘Coen’) Rutgers van Rozenburg en Annemarie Johanna Jenica (‘Annemie’) van der Torren.
Op 4 oktober opende de tentoonstelling Veelzijdig virtuoos – Wallerant Vaillant in Amsterdam in Museum Van Loon aan de Keizersgracht in Amsterdam. Aan de tentoonstelling over de zeventiende-eeuwse kunstenaar (1623-1677) ging jarenlang onderzoek vooraf door portretspecialisten Rudi Ekkart en Claire van den Donk. In de rijk geïllustreerde publicatie die bij de tentoonstelling is verschenen doen zij hun ontdekkingen uit de doeken. In Museum Van Loon is een uitgebreide selectie van het werk van Vaillant te zien: tekeningen, mezzotinten en schilderijen.
Al vroeg in zijn leven trok de in Lille geboren kunstenaar naar Amsterdam, waar hij zich vestigde en al snel naam maakte. In Amsterdam portretteerde hij alle lagen van de samenleving en ontpopte hij zich tot een pionier van een nieuwe grafische techniek: de mezzotint. Het zorgde ervoor dat hij honderd jaar na zijn overlijden nog in tijdschrift De Gids omschreven werd als een vreemdeling “op wiens verblijf hier ter stede ieder Amsterdammer werkelijk trotsch mag zijn […]”.
Uit de verzameling werken die te zien is in Museum Van Loon en die afkomstig zijn uit collecties uit binnen- en buitenland, blijkt vooral de veelzijdigheid van Vaillant. Hij bekwaamde zich in verschillende technieken en legde zowel sultan Süleyman als hele Amsterdamse families vast. Wat opvalt is de intimiteit die van de werken van Vaillant uitgaat. Als bezoeker sta je oog in oog met de zeventiende-eeuwers die Wallerant Vaillant portretteerde.
Gisteren ontvingen Elyze Storms-Smeets en Nick van den Berg namens de overige 17 auteurs de sKBL-Ithakaprijs uit handen van juryvoorzitter Paul Schnabel. Volgens de jury laat Oorlog in Arcadië 1940-1945“in woord en beeld overtuigend en indringend zien dat de tijd van Arcadië als een idyllische wereld ver verwijderd van oorlog, geweld en ellende na de jaren dertig definitief voorbij was. Dat is een verhaal dat ook verteld en getoond moet worden, om niet te vergeten wat er toen gebeurd is en steeds te beseffen dat ook wat in eeuwen geschiedenis geworteld is, nooit veilig en zeker is.”
10 jaar sKBL-Ithakaprijs Oorlog in Arcadië 1940-1945 wint de sKBL-Ithakaprijs, de belangrijkste Nederlandse prijs voor boeken of journalistieke producties over kastelen, buitenplaatsen en landgoederen (KBL). Het is de tiende keer dat deze prijs, bestaande uit een award met een bedrag van € 5.000, is uitgereikt. De prijs is een initiatief van stichting Kastelen, historische Buitenplaatsen & Landgoederen (sKBL) en is mogelijk gemaakt dankzij een particuliere donateur.
Uniek in zijn soort Oorlog in Arcadië is onder de vele boeken over KBL uniek omdat het juist niet laat zien hoe idyllisch deze plaatsen waren of weer zijn. Ieder hoofdstuk en elke foto toont aan hoe zwaar de tol is geweest die de oorlog van specifiek dit erfgoed eiste en hoe groot het leed was van de bewoners, zeker als dit Joodse eigenaren waren. Nog voor de oorlog begon, werden al zo’n 90 kastelen en landgoederen gevorderd met het oog op de mobilisatie en landsverdediging. De bezetter gebruikte ze als plekken voor de huisvesting van ruim 100.000 manschappen en voor de militaire leiding als woonst. Daarnaast werden er fabrieken, landingsbanen, anti-tankgrachten en bunkers gebouwd. Veel werd leeggeroofd, uitgewoond of gesloopt en later leidde de opmars van de geallieerden nog eens tot vele verwoestingen.
Uit het juryrapport
“Veel landgoederen boden gelegenheid voor onderduik en verzet; zo kon Slot Zuylen dankzij de dappere barones Van Tuyll van Serooskerken tot het laatst een veilig toevluchtsoord voor Joodse kinderen zijn. Maar in een van de vele andere voorvallen die in het boek beschreven worden zien we graaf De Marchant et d’Ansembourg, heer van het grote kasteel Amstenrade, met Hitlersnor optreden als fractievoorzitter van de NSB in de Tweede Kamer en later als willige collaborateur met de bezetter. […] De prijs gaat naar het boek dat voor Nederland als geheel een nog te weinig bekend en belangrijk hoofdstuk in de geschiedenis van kastelen, buitenplaatsen en landgoederen invult, misschien niet toevallig in het jaar van herdenking dat 2024 ook is, omdat het op 12 september 80 jaar geleden was dat de geallieerden bij Maastricht Nederland binnentrokken.”
De jury
De jury van de sKBL-Ithakaprijs en -stipendium bestaat uit Paul Schnabel (voorzitter), René Dessing (secretaris / voorzitter sKBL), Yme Kuiper (emeritus-hoogleraar historische Buitenplaatsen & Landgoederen, RUG), Marcel van Ool (cultuurhistoricus, adviseur landschap en cultuurhistorie bij Staatsbosbeheer) en Juliette Jonker-Duynstee (kunsthistoricus, publicist en expert voor buitenplaatsen langs de Vecht).
Achtergrond prijs & stipendium
De sKBL-Ithakaprijs is bedoeld ter stimulering van interdisciplinair (wetenschappelijk) onderzoek over Nederlandse KBL. Ook journalistieke (media) producties die dit monumentale erfgoed onder de aandacht van een breed publiek brengen, komen in aanmerking. Het sKBL-Ithakastipendium is beschikbaar voor onderzoekers die vanuit verschillende disciplines onderzoek willen verrichten naar KBL. Voorwaarde is dat het onderzoek gepubliceerd zal worden.
Aan zowel de prijs als het stipendium is een geldbedrag van € 5.000,- verbonden, waarmee zede hoogste geldelijke prijzen zijn voor onderzoek naar KBL. De prijs en het stipendium werden vanaf 2015 mogelijk gemaakt door een genereuze gift van oud-staatssecretaris van Volksgezondheid Mr. E. Veder-Smit. Sinds 2020 maakt een tweede particuliere schenker de prijs en het stipendium mogelijk voor een periode van tien jaar. Voor meer informatie en eerdere winnaarsvan de Ithakaprijs en -stipendium, zie: https://www.skbl.nl/informatie-ithakaprijs-en-ithakastipendium/
Over sKBL sKBL werd opgericht naar aanleiding van het Nationale Jaar voor de historische Buitenplaatsen 2012. De stichting richt zich op het vergroten van de publieke zichtbaarheid van het monumentale erfgoed dat samenhangt met kastelen, historische buitenplaatsen & landgoederen. Bovendien is zij een landelijke organisatie voor direct betrokkenen bij de instandhouding van dit monumentale erfgoed. De stichting telt ruim 300 donateurs waaronder een groot aantal kastelen en historische buitenplaatsen. Meerdere provincies, natuurorganisaties en fondsen ondersteunen sKBL.
Het huis Nieuwe Rande in Diepenveen bij Deventer heeft als meest bekende eigenaar en bewoner ongetwijfeld mr. Albertus Jacobus Duymaer van Twist (1809-1887), telg uit een patriciaatsfamilie, die in de jaren 1851-1856 gouverneur-generaal van Ned.-Indië zou worden. Hij huwde in 1837 de officiersdochter Maria Joanna Beck (1812-1895). Het huwelijk zou kinderloos blijven, maar in 1856 nam het echtpaar de zorg op zich van Anna Margaretha Frederika barones van Heerdt (1849-1935), die nog maar zes jaar oud haar moeder, zusje en broertje had verloren. Zes jaar later werd Duymaer van Twist door de vader van het meisje, Jacob Carel Frederik baron van Heerdt (1817-1880), officieel tot voogd benoemd en naar verluidt was de kleine freule het zonnetje in het leven van hem en zijn echtgenote. Dit bleek ook na het overlijden van het echtpaar Duymaer van Twist-Beck: Anna kreeg een legaat van 50.000 gulden – vergelijkbaar met 800.000 euro.
Na het overlijden van mevrouw Duymaer van Twist werden huis en landgoed Nieuwe Rande in 1896 voor 160.000 gulden verkocht aan Guillaume Jean Théodore baron Stratenus (1858-1939), die gehuwd was met Emmerika Catharina Sebilla van Wickevoort Crommelin (1859-1939). Het landgoed had toen een omvang van 130 hectare en drie boerderijen maakten deel uit van het bezit.
Het echtpaar kreeg een dochter en twee zoons, waarvan de oudste na het overlijden van zijn ouders op Nieuwe Rande zou blijven wonen. Deze Eduard Antoine baron Stratenus (1885-1979) deed een in zijn kringen ongewoon huwelijk door in 1963 te trouwen met zijn huishoudster Hillegonda Vis (1916-1996). Na zijn overlijden werd het landgoed in 1979 verkocht, maar de douairière bleef eigenaresse van het huis en woonde daar tot aan haar overlijden. Het huis werd daarna herenigd met het landgoed en beide zijn nu in het bezit van Stichting IJssellandschap.
Onlangs wist de stichting Adel in Nederland (AiN) op een veiling bij Veilinghuis Peerdeman in Utrecht, één van de Vrienden uit het netwerk van AiN, een 19e-eeuws foto-album te verwerven. Het betreft een foto-album uit het (vermoedelijke) bezit van jonkvrouwe Louise Henriette Frédérique Susette Charlotte de Senarclens de Grancy (1844-1893), die met Hendrik Willem Jan Bosch, heer van Eethen en Meeuwen (1844-1886) gehuwd was. Haar echtgenoot stamde uit een patriciaatsfamilie uit het Blauwe Boekje van het Nederland’s Patriciaat.
Het geslacht De Senarclens de Grancy is een van oorsprong Zwitsers geslacht, waarvan de stamvader in 1255 voor het eerst genoemd werd. In de 18e eeuw trad een De Senarclens als kapitein bij de cavalerie in Statendienst. Zijn zoon huwde in 1778 een Nederlandse freule en hun zoon werd in 1814 benoemd in de Ridderschap van Brabant. In 1822 werd hem de titel baron verleend bij eerstgeboorte. In 1972 overleed de laatste nakomelinge en het geslacht is sindsdien binnen de Nederlandse adel uitgestorven, maar leeft in Duitsland en Zwitserland voort.
In het foto-album zitten 45 carte-de-visites, waarvan de meeste dankzij de namen eronder te identificeren zijn – een zeldzaamheid voor dit soort albums. Deze foto’s bieden een vrijwel compleet overzicht van de familie De Senarclens de Grancy en aanverwante familieleden in de 19e eeuw.
De stichting Adel in Nederland is buitengewoon verheugd over deze bijzondere aankoop en zal in haar magazines over deze foto’s in de toekomst publiceren.
Vandaag wordt in Zwolle het Albert Mensema Symposium gehouden ter ere van de in december 2020 overleden Albert Mensema, die als medeoprichter, secretaris en bestuurslid zoveel voor de Werkgroep Adelsgeschiedenis heeft betekend. Deze dag wordt samen met de Vereeniging tot beoefening van Overijsselsch Regt en Geschiedenis en het Koninklijk Nederlandsch Genootschap voor Geslacht- en Wapenkunde georganiseerd. Ook binnen die twee historische organisaties speelde Albert een grote rol. Niet alleen als bestuurder, maar ook als auteur, gastheer en mentor. Om zijn nagedachtenis te eren plaatst AiN daarom vandaag opnieuw zijn in memoriam.
Albertus Jans Mensema werd geboren op 12 juni 1946 als zoon van Jan Eilderts Mensema (1898-1959) en Diewerke Jacobje Niewold (1905-1980). Albert groeide op in Bedum en in deze omgeving woonden, werkten en leefden zijn voorouders eeuwenlang. Even ten zuiden van Bedum lag hier eens de Mensemaborg, waaraan de familienaam ontleend werd. Al in de 15e eeuw leefde hier een geslacht Mensema, waarvan het wapen door de grootvader van Albert overgenomen zou worden: gedeeld: I de Friese adelaar, getongd en genageld van rood; II in zilver een zwarte hoofdletter M, overtopt door een gouden kroon van drie bladeren en twee parels.
Als jongeling begon hij zich te verdiepen in zijn eigen familiegeschiedenis. Het bracht hem in het Rijksarchief in Groningen en het werd uiteindelijk het begin van een lang, uiterst productief verblijf in de archiefwereld. Zijn eerste archiefbezoek leidde ook tot zijn eerste publicatie ‘Genealogie Mensema’ in 1968.
Nadat hij voor de opleiding tot archivaris gekozen had, begonnen zijn werkzaamheden in 1972 in het Rijksarchief in Zwolle. Het was hier dat hij sinds 1975 ‘het haardvuur brandende [hield] van het huis’ samen met zijn partner jonkheer Arnoldus Johannes Gevers. Enkele jaren later was dat in de historische Hof van Suythem, waarmee zij zich in een lange rij van illustere bewoners schaarden. Zijn specialiteit was het inventariseren van archieven, waardoor hij een groot kenner werd van de vaak adellijke familie- of huisarchieven en van de Overijsselse en Nederlandse adel. Tot aan zijn pensionering in 2007 bleef hij in Zwolle als archivaris actief en in deze jaren, maar ook daarna, kwam een grote stroom aan publicaties op gang, vaak samen met zijn partner, over havezaten en buitenplaatsen, adelsgeschiedenis, genealogie, heraldiek en vrijmetselarij. Vanwege deze en vele andere verdiensten behaagde het H.M. de Koningin dan ook om hem in 2013 te benoemen tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau.
In 1993 was hij één van de mede-oprichters van de Werkgroep Adelsgeschiedenis en in 1996 van de stichting Werkgroep Adelsgeschiedenis. Hiermee bleef hij actief tot in 2013 verbonden als secretaris en bestuurslid en organiseerde hij meerdere symposia en excursies. Tijdens de eerste excursie van de Werkgroep ‘Jonkers aan het Wad’ in 1995 leerde ik Albert Mensema kennen. Hier beklom hij de kansel in de kerk van Stedum en sprak – want Albert sprák – en deelde zijn grote kennis in welluidende en welgekozen woorden. Hierbij ging hij humor niet uit de weg en zo herinner ik mij zijn eerste keer bij mij thuis, nadat ik secretaris van de Werkgroep werd en het bestuur hier vergaderde. Na een bezoek aan het kleinste kamertje zei hij: “Wat heb je mooie pin-ups op de plee hangen.” – en dat waren dus mijn vroeg 19e-eeuwse antieke staalgravures van Engelse hertoginnen.
In de loop der jaren leerde ik Albert beter kennen door mijn werkzaamheden voor de Werkgroep, maar ook daarna bleven wij goed contact houden. Meerdere malen was ik te gast bij Albert en Arnold aan tafel op de Hof van Suythem en altijd was Albert geïnteresseerd en bereid om kennis te delen, maar ook om advies te geven, soms ook zeer persoonlijk, waardoor ik met grote dank en warmte aan hem zal blijven terugdenken.
Op 23 december kwam Albertus Jans Mensema te overlijden op de Hof van Suythem in Zwolle. Vier dagen eerder had ik het voorrecht dat ik hem nog mocht zien en afscheid kon nemen. Veel bleef ongezegd, maar vaak zal ik nog aan hem denken bij het schrijven over de oude luister van het adellijk verleden, waarvan hij niet alleen een eminent kenner, maar ook een groot schrijver was.
Albertus Jans Mensema, geboren 12 juni 1946, zoon van Jan Eilderts Mensema en Diewerke Jacobje Niewold, archivaris bij het Rijksarchief in Overijssel (1972-1999), archivaris bij het Gemeentearchief in Zwolle (1999-2002), archivaris bij het Historisch Centrum Overijssel (2002-2007), adelhistoricus en auteur, drager van de Ere-penning van Koninklijk Nederlandsch Genootschap voor Geslacht- en Wapenkunde, ere-lid Vereeniging tot beoefening van Overijsselsch Regt en Geschiedenis, Ridder in de Orde van Oranje-Nassau, vrijmetselaar, overleden Hof van Suythem, Zwolle 23 december 2020, partner van jonkheer Arnoldus Johannes Gevers.
Op 21 oktober 1811 bezocht Napoleon Bonaparte de vestingstad Naarden. Met onder meer generaal Cornelis Rudolphus Theodorus baron Krayenhoff (1758-1840) besprak hij de staat van verdediging van het gebied. Zondag 20 oktober 2024 wordt dit bezoek nagespeeld in het Vestingmuseum. Het is die dag ook de maandelijkse Schuttersdag, dus de kanonnen laten weer van zich horen.
De keizer van Frankrijk (en dus ook van Nederland, want dat was Frans gebied), kwam naar Naarden om de plannen voor een waterlinie door te nemen. Hij lunchte met de generaal in het huis van secretaris Thierens aan de Cattenhagestraat, het huidige Archief Gooi en Vechtstreek.
Het gezelschap begaf zich vervolgens naar Bastion Turfpoort, waar Napoleon in een gesprek met Krayenhoff besloot de Europese Unie uit te roepen. Hij had daar al een goede basis voor gelegd met onder meer het verplicht stellen van achternamen, het inrichten van gemeentelijke administraties en het invoeren van een uniforme rechtspraak, een uniforme munt en het gebruik van dezelfde maten en gewichten.
Is dit allemaal echt gebeurd in 1811?
Bijna. Napoleon heeft alleen geen Europese Unie uitgeroepen. Dat gebeurde in 1958 met de oprichting van de EEG. Maar in het kader van de Maand van de Geschiedenis staat het er toch. Het motto voor 2024 is namelijk ‘Echt nep’. Daarmee wordt aandacht gevraagd voor beeldvorming, framing, misleiding en waarheidsvinding door de eeuwen heen.
Zondag 20 oktober lopen Napoleon en Krayenhoff nogmaals van de Cattenhagestraat naar Bastion Turfpoort, waar zich het Nederlands Vestingmuseum bevindt. Ze worden begeleid door de Band of Liberation (een muziekkorps dat bestaat uit veel ex-militairen) en militairen uit de tijd van Napoleon. In het museum zal Napoleon een toespraak houden, in het Nederlands. Daarna bulderen de kanonnen van de Vesting.
Op het terrein zullen vanaf 12:00 uur vele re-enactors zijn die de tijd van Napoleon zullen laten herleven. Ook zullen er “marcheerlessen” gegeven worden voor kleine kinderen en grote kinderen.
Zondag 20 oktober, van 13:30 (vertrek van Cattenhagestraat 8) tot 14.30 uur en daarna aansluitend in het Nederlands Vestingmuseum.
De Wiersse is één van de acht zo bekende kastelen van Vorden en kent een rijke geschiedenis, waarin met name het adellijke geslacht Van Heeckeren een belangrijke rol gespeeld heeft. Enkele jaren geleden bezocht AiN de Wiersse en maakte daar foto’s van de wonderschone tuinen in kleurrijke herfstpracht. Ook was er destijds een ontmoeting met de toenmalige eigenaar en bewoner, de heer E.V. Gatacre (1928-2020). Hieronder volgen deze foto’s met het verhaal van de bewoners in de jaren 1678-1855.
In 1678 kwam de Wiersse in het bezit van Enno Matthias ten Broeck (1641-1685), telg uit een vooraanstaande Zutphense regentenfamilie. Hij studeerde in Groningen en Leiden en werd burgemeester van Zutphen en stadhouder van het scholtambt Zutphen. In 1677 huwde hij Helena de l’Espaul (1650-overl. voor 1686), die uit een Amsterdamse familie van kooplieden stamde. Het echtpaar kreeg een zoon, die op jonge leeftijd overleed, en dat maakte hun dochter Maria Helena ten Broeck tot een belangrijke erfdochter. Door het overlijden van haar oom Jan Evert ten Broeck kwam daar in 1714 ook nog eens huis en landgoed het Onstein bij, dat eveneens in Vorden gelegen was.
Maria Helena ten Broeck (geb. 1678) huwde in 1709 mr. Adriaan Balthazar Valck (1668-1730). Hij stamde eveneens uit een Zutphens regentengeslacht en studeerde in Leiden. Nadien werd hij onder meer burgemeester van Zutphen. Het echtpaar kreeg één dochter: Susanna Johanna Everdina. Deze Susanna Valck (geb. 1711) moet het rijkste meisje van haar tijd zijn geweest. Niet alleen was zij de erfdochter van de familie Valck met een imposant huis op het ‘s Gravenhof (nu Huize van de Kasteele geheten), een uitgebreid goederenbezit en een grote effectenportefeuille, maar ook was zij de erfgename van de huizen en landgoederen de Wiersse en het Onstein. Haar ouders zochten en vonden een prominente huwelijkspartner: Ludolf Hendrik Burchard Sylvius van Heeckeren, heer van Campherbeek (1696-1762).
Ludolf van Heeckeren stamde uit de belangrijkste adellijke familie in de Graafschap Zutphen, die tussen 1625 en 1767 vrijwel ononderbroken het ambt van Landdrost uitoefende en daarmee aan de top van het bestuur in de Graafschap stond. Als jongste zoon van een vader die op jonge leeftijd overleed, viel hem geen grote erfenis ten deel en moest hij het doen met de havezate Campherbeek bij Zwolle. Een rijke erfdochter was voor hem de uitkomst en hoewel Susanna niet van adel was en hun kinderen hierdoor geen toegang zouden krijgen tot de Ridderschap van Zutphen, werd dat ruimschoots vergoed door haar kapitaal, een kapitaal dat tussen de 350.000 en 400.000 gulden groot was en waarmee zij in de Quote Top 100 van de 18e eeuw moet hebben gestaan.
In 1724 werd het huwelijk tussen de dertienjarige Susanna en de achtentwintigjarige Ludolf van Heeckeren voltrokken en voorafgaand werd er een huwelijkscontact opgesteld: “Op huijden dato ondergeschreven is ten overstaen van Ons als Specialijk versochte naest verwanten en houwelijx Luijden, ter eeren Gods Almachtigh en tot voortsettinge van het menschelijcke geslachte en stichtinge van meerdere vriendschap een Echt en de wettelijck houwelijck opgericht beraemt en gesloten tussen den HooghWelgeboren Heer Ludolph Henrick Borchard Silvius vrij Heer van Heeckeren tot Campherbeek Bruijdegom ten eenre en de Weleddele Juffer Susanna Johanna Everdina Valck Bruijd ten andere Sijden.”
En met de ‘voortsettinge van het menschelijcke geslachte’ maakte Ludolph haast, want zonder kinderen zou haar erfenis bij haar overlijden aan de familie Valck terugvallen. Een jaar later werd het eerste kind al geboren en er zouden er nog dertien volgen; Susanne Valck moet vrijwel doorlopend in blijde verwachting zijn geweest. Ondertussen kocht haar echtgenoot met haar geld de landgoederen Waliën en Kemnade en verbouwde het huis in Zutphen tot een vorstelijke woning met een imposant inrijhek, waarin hun beider initialen nog heden te zien zijn. Hij maakte daarnaast carriere in het bestuur en zo was hij jarenlang burgemeester van Doesburg.
Van de veertien kinderen bereikten er slechts vier de volwassen leeftijd en hiervan zorgden maar twee zoons voor nageslacht. De oudste van deze twee was Robbert Jacob van Heeckeren (1729-1795) en hij volgde op als heer van de Wiersse. Toegang tot de Ridderschap had hij niet, vanwege zijn niet-adellijke moeder, maar van haar kapitaal kon hij een comfortabel leven als rentenier leiden en zo leende hij geld uit aan standgenoten. Uit zijn huwelijk met freule Maria Philippina Ernestina van Voërst (1729-1777) volgde opnieuw de oudste zoon op als heer van de Wiersse: Ludolph van Heeckeren (1755-1841).
Ludolph van Heeckeren werd bestuurlijk actief en bracht het tot burgemeester van Zutphen. In 1814 werd hij benoemd in de Ridderschap van Gelderland en vijf jaar later werd voor zijn familie de titel van baron erkend. Uit zijn huwelijk met Margaretha barones Schimmelpenninck van der Oye (1760-1840) werden onder meer drie zoons geboren: Robbert Jacob (1785-1854), Willem Frederik (1790-1812) en mr. Alexander (1806-1891). Willem Frederik werd luitenant bij de cavalerie en raakte vermist bij de beruchte tocht van Napoleon in 1812 naar Moskou. Robbert Jacob werd kapitein en verloor in 1813 een been tijdens oorlogshandelingen in Silezië. Hij bleef ongehuwd en werd na het overlijden van zijn vader heer van de Wiersse. Hij leidde een teruggetrokken leven als rentenier, daarbij terzijde gestaan door zijn dienstknecht. Bij zijn overlijden kreeg deze “Tot erkentenis van de getrouwe diensten…” 30 gulden voor ieder jaar dat hij zijn gehandicapte meester had bijgestaan en “… mijne geheele lijfskleeding niets hiervan uitgezonderd.” In zijn testament had Robbert Jacob tevens bepaald, dat zijn broer Alexander uit zijn nalatenschap de Wiersse zou mogen overnemen.
Door de standsbewuste huwelijken in de twee laatste generaties waren er weer genoeg adellijke kwartieren verzameld en konden zowel Robbert Jacob als Alexander lid worden van de prestigieuze Ridderlijke Duitsche Orde. Naast het inkomen dat dit opleverde, was er nog steeds voldoende over van het kapitaal van Susanna Valck om een rentenierend bestaan te leiden. Voor Alexander baron van Heeckeren drong zich echter de vraag op, wat er met de Wiersse moest gebeuren om het voortbestaan van dit geliefde familiebezit te verzekeren. Voor het geld hoefde hij het niet te doen, want bij zijn overlijden bleek hij een vermogen van bijna 290.000 gulden na te laten; omgerekend naar huidige maatstaven een miljoenenvermogen.
Toen zijn broer overleed, was hij 48 jaar en ongehuwd. Hij besloot uiteindelijk de Wiersse te verkopen en in 1855 werd het huis en een deel van het landgoed voor 49.600 gulden verkocht aan Geertruijd Sara Agatha barones van Heeckeren née jonkvrouwe van Pabst (1774-1866), die het kocht voor haar ongehuwde dochters. Alexander van Heeckeren bleef eigenaar van een deel van de boerderijen en het grondbezit en bepaalde uit liefde voor de Wiersse in zijn testament, dat zijn erfgenaam dit “… nimmer zal mogen vervreemden of te gelde maken zijnde hiervan uitgezonderd eene overdracht aan den tegenwoordigen of toekomstigen eigenaar van het Huis de Wiersse…”
De heer Edward Victor Gatacre, is een rechtstreekse nakomeling van degene die het in 1855 kocht. Sindsdien is er veel gedaan aan huis en landgoed: het huis werd gerestaureerd en vergroot, de tuinen werden hersteld en het landgoed werd gemoderniseerd. Voor de huidige tuinaanleg is de moeder van de heer Gatacre, jonkvrouwe Alice Jacqueline Hortense Julie Aurélie de Stuers (1895-1988), van groot belang geweest. Op jonge leeftijd begon zij al met aanpassingen en verbeteringen, die zij samen met haar latere echtgenoot, de Engelsman William Edward Gatacre (1878-1959), voortzette en die De Wiersse maakt tot wat het nu is: een uniek landschapspark vol verrassende doorkijkjes en met tal van fraaie tuinelementen, die bij iedere wending tijdens het wandelen het oog aangenaam verrassen. Voor meer informatie over de Wiersse en voor de mogelijkheid om de unieke tuinen te bezichtigen, zie: www.dewiersse.com.
Noot voor de lezer: schrijver dezes is bezig met een sociaal-economisch onderzoek naar verschillende takken van het geslacht Van Heeckeren. Bovenstaande komt voort uit het onderzoek naar de tak Van Heeckeren van de Wiersse.
Bent u ook geïnteresseerd in adellijk erfgoed en nieuws en wilt u de werkzaamheden van onze stichting steunen? Word dan voor 17,50 euro per jaar donateur van onze Stichting Adel in Nederland door een mail te sturen naar info@adelinnederland.nl. U ontvangt dan drie keer per jaar ons digitale magazine boordevol informatie.