‘Gelders Arcadië’ heeft in 2016 een geweldige en gratis app ontwikkeld, waarmee je kunt binnen kijken op kasteel Biljoen. In dit filmpje heeft de heer Goswin Lüps, broer van de laatste bewoner, het over de laatste keer dat de grote kroonluchter in de balzaal met meer dan honderd kaarsen brandde. Dit was ter gelegenheid van het huwelijksfeest in 1959 van zijn broer mr. Johan Hendrik Willem Lüps (1930-2006) en jonkvrouwe Albertine Marie Isabelle Jeanne de Blocq van Scheltinga (1928-2006).
In de krant kon men toen lezen over de aanwezigheid van ‘de bloem van de Nederlandse adel’ op het bal:
“SPROOKJESACHTIG
Op het mooie kasteel Biljoen van de familie Lüps dat gelegen is in de luisterrijke omgeving van Velp is zaterdagavond een feest gehouden als voorteken van het huwelijk tussen mr. JOHAN H.W. LÜPS (28) en jonkvrouwe ALBERTINE M.I.J. de BLOCQ VAN SCHELTINGA (31). De bloem van de Nederlandse adel en van de advocatuur was in dit sprookjesachtige kasteel, dat vier torens heeft en midden in een vijver ligt, bij elkaar gekomen om aanwezig te zijn bij de afkondiging door de ouders van dit voorgenomen huwelijk. In de stijlvol verlichte historische Italiaanse zaal (zo genoemd vertelde de bruidegom mij, omdat zij door vier Italiaanse beeldhouwers gemaakt is, die daar ruim een jaar mee bezig zijn geweest) waar het bal gehouden werd, was het erg gezellig.
GROTE VERRASSING
DE BRUID (dochter van jhr. M. DE BLOCQ VAN SCHELTINGA, de vroegere bezitter van het Oranjewoud in Friesland) is schilderes. Zij heeft haar opleiding gedeeltelijk in Parijs gekregen en is aan de Haagse Academie voor beeldende kunsten afgestudeerd. Behalve de ouders van de ouders van de bruidegom, de heer en mevrouw G.E. LÜPS en de vader van de bruid waren aanwezig een zuster van haar, jonkvrouwe I.J. DE BLOCQ VAN SCHELTINGA, de getuigen bij het huwelijk dat op 18 april voltrokken zal worden op kasteel Biljoen: mr. O. TER HAAR en jonkheer J.W. BEELAERTS VAN BLOKLAND, een broer van de bruidegom de heer G.A. LÜPS, C.G. baron en barones VAN BOETZELAER, mr. H.J. van LEEUWEN met zijn vrouw, jhr. mr. J.W. WITSEN ELIAS, mr. G.A. baron VAN RANDWIJCK en als eregasten mag ik wel noemen de twee dochters van de Franse consul-generaal in Amsterdam. De heer en mevrouw Lüps zullen na hun huwelijk in Amsterdam gaan wonen. Waar de huwelijksreis heen ging kon de heer Lüps mij nog niet vertellen. “Dat is nog een grote verrassing”, vertelde hij mij. “Evenals dit feest, waar ik van tevoren niets van wist, omdat het helemaal door mijn ouders is georganiseerd.”
Gisteren kwam bij Omroep MAX in het programma Noord, Zuid, Oost, West jonkvrouwe Anna van Suchtelen aan het woord over haar boek ‘Versailles aan de Schelde’. Deze aflevering is online terug te zien en betreft aflevering 31. Het gesprek met haar is vanaf ca. 26 min. terug te zien en gaat over landgoed Zorgvliet in Ellewoutsdijk, dat eigendom was van de familie Van Hattum, waaruit zij via haar moeder een nakomelinge is.
‘Een Versailles in miniatuur in een vergeten uithoek aan de Schelde’, schrijft een krantenverslaggever in 1894 over het huis Zorgvliet in het Zeeuwse dorpje Ellewoutsdijk. Bij zijn bezoek aan dit neoclassicistische buiten van de vermogende baggeraarsfamilie Van Hattum kan hij zijn ogen niet geloven. Binnen telt hij vijftien slaapkamers en ziet hij een wintertuin, een theater met een draaibaar to- neel en drie kunstzalen met toonaangevende schilderijen. Buiten stuit hij op een weelderige landschapstuin met een prieel, een kassengalerij en een eiland met een volière. Vanuit de uitkijktoren zijn in de wijde omtrek alleen wei- landen, de zeedijk en de Westerschelde te zien. De ondernemende J.C. van Hattum staat aan de basis van het succes: hij brengt het baggerbedrijfje van zijn va- der binnen één generatie tot grote bloei. Het bedrijf is on- der meer betrokken bij de aanleg van het Panamakanaal, de Afsluitdijk en de Zeelandbrug. Het zomerhuis groeit langzaam maar zeker uit tot een paleis in Moorse stijl, dat in het dorp het Suikerpaleis wordt genoemd. In Versailles aan de Schelde vertelt Anna van Suchtelen over de levens van drie vrouwen, de echtgenotes van drie generaties bag- geraars. Mater familias Frederika en haar ondernemende schoondochter Jaan doen goede werken voor het dorp. Op haar beurt maakt Jaan zich zorgen als haar zoon trouwt met Guusje, een meisje dat maar weinig opheeft met haar rol als weldoener en ambachtsvrouw van Ellewoutsdijk. Anna van Suchtelen beschrijft de geschiedenis van dit paleis in de Zeeuwse klei vanaf de tweede helft van de ne- gentiende eeuw tot na de Tweede Wereldoorlog. Wat houdt het in om lid van deze familie te zijn? Wat vormt je basis en wat geef je door? En wat betekent het geworteld te zijn op een bepaalde plek?
De TEFAF 2024 in Maastricht is weer voorbij, maar in maart 2018 werd op de TEFAF, een van de belangrijkste kunstbeurzen in de wereld op het gebied van kunst, antiek en design, bij Weiss Gallery een portret door de schilder Paulus Moreelse van Emerentia de la Kethulle née van Ravenswaay (1593-1634) aangeboden. Zij was de schoonmoeder van Thomas Walraven van Arkel, die in 1694 als laatste van het roemrijke geslacht Van Arkel zou overlijden.
Emerentia van Ravenswaay werd geboren in 1593 als dochter van Herman van Ravenswaay en Catharina de Botter. Haar voornaam dankte zij aan haar grootmoeder Emerentia Boelens, die de dochter van een Amsterdamse burgemeester was. De Van Ravenswaays waren een vermogende Utrechtse familie en haar vader, die in akten ‘jonker’ genoemd wordt, was onder meer dijk- en watergraaf van de polder Bijleveld. Naast een groot huis aan de Plompetorengracht in Utrecht, bezat de familie ook goederen in Vleuten. In 1617 trad zij in het huwelijk met Abraham van Mâle. Hij stamde uit een Antwerpse familie, die naar de Nederlanden gevlucht was, en hij werd drossaard van Land en Stad Steenbergen.
Na zijn overlijden hertrouwde Emerentia in 1621 met Louis de la Kethulle, die al twee keer eerder weduwnaar was. Hij behoorde tot de naaste omgeving van de Prins van Oranje en maakte naam in de strijd tegen Spanje. In 1619 werd hij militair gouverneur van Bergen op Zoom en verdedigde 3 jaar later de stad tegen de Spanjaarden.
Zijn weduwe stichtte hem een vorstelijk grafmonument, dat nog heden te zien is in de Grote of Sint-Gertrudiskerk in Bergen op Zoom, en eerde hem met de tekst: ‘Voor u, Ludovicus de Ketulle, heer van Rihove, die, na bij de ruiterij de hoogste waardigheden tot het eind bekleed te hebben, tegelijk met het bestuur van deze stad uw leven hebt beëindigd, wiens dapperheid velen, wiens wijsheid allen, wiens dood niemand acht, heeft uw bedroefde echtgenote dit gedenkteken geplaatst. Hij stierf in het jaar 1631.’
Emerentia overleefde haar echtgenoot niet lang en stierf drie jaar later. Haar tekst op de tombe luidt: ‘De hoogedele Vrouwe Amerensia van Ravesway, een toonbeeld van de menselijke broosheid, een voorbeeld van ongebroken berusting, voleindde haar ziekelijke levensloop in het jaar, volgens de Christelijke jaartelling, 1634.’
Hun enige dochter, Johanna Barbara de la Kethulle, huwde Thomas Walraven van Arkel. Hij stamde uit het oude geslacht Van Arkel, dat onder meer Hertogen van Gelre voortbracht. Bekend is het rijmpje ‘Brederode de edelste – Wassenaar de oudste – Egmond de rijkste – Arkel de stoutste’, dat over de onverschrokkenheid van de Van Arkels gaat. Het vermogen van de familie De la Kethulle zal overigens zeker bijgedragen hebben aan de verbouwingen in die tijd op kasteel Ammersoyen, waar deze tak van de Van Arkels woonde en waarvan het alliantiewapen Van Arkel-De La Kethulle boven de toegangspoort nog heden getuigt.
In 1910 werd de Backer Stichting opgericht door jonkheer mr. Johan Ferdinand Backer (1856-1928) met als doel om het rijke en bijzondere erfgoed van de familie bijeen te houden. Anno 2021 beschikt deze stichting over een website met een uitgebreide database, waarin het bezit online is terug te zien: www.backercollectie.nl. Eén foto hierin betreft het huis in de Torenstraat te Breda van jonkheer Ferdinand Backer (1835-1900). Hieronder het verhaal over deze bewoner.
Moderne adel in de 19e eeuw: jonkheer Ferdinand Backer (1835-1900).
Op kleine foto is links staande jonkheer Ferdinand Backer (1835-1900) te zien. Hij stamde uit een oud Amsterdams regentengeslacht en 1815 werd zijn grootvader in de Nederlandse adel verheven met het predikaat van jonkheer. Qua functies en huwelijken waren de Backers heel traditioneel en onder de huwelijkspartners in de voorgaande generaties komen we bekende, nadien geadelde, Amsterdamse regentennamen tegen als Bicker, Elias, Dedel en Rendorp.
Jonkheer Ferdinand Backer huwde zelf buiten de kleine Amsterdamse huwelijksmarkt met Elisabeth Antoinette Willinck (1838-1920) (op de kleine foto rechts zittend te zien) en ook al had haar naam in Amsterdam misschien geen bekende klank, zij stamde wel uit een vooraanstaande Zutphense familie, die al in de eerste jaargang van het Nederland’s Patriciaatsboekje werd opgenomen. Haar vader was kapitein ter zee en haar grootvader was wijnkoper en (heel modern voor zijn stand) zeepfabrikant. Haar broer en zwagers waren ook officieren bij de marine en één zwager bracht het zelfs tot vice-admiraal, werd minister van Marine en adjudant i.b.d. van Koning Willem III.
De vader van jonkheer Ferdinand Backer was stadsecretaris van Amsterdam en twee van Ferdinands broers studeerde heel traditioneel rechten en waren jurist, terwijl een andere broer ingenieur was en later opzichter werd bij waterstaat en betrokken was bij de droogmaking van polders. Ondanks de grotendeels traditionele achtergrond en het bestaande netwerk koos jonkheer Ferdinand Backer voor een andere carrière: hij werd mede-oprichter en firmant van een fabriek in Breda.
In 1862 stichtte hij, zevenentwintig jaar oud, samen met ir. C.M. de Bruyn Kops een machinefabriek met de naam De Bruyn Kops & Backer, waarvan de naam later, na een directiewissel, veranderde in Backer en Rueb. Het bedrijf begon als machinefabriek en ijzergieterij, maar produceerde later ook stoomketels en stoommachines. Vanaf 1883 werden er ook stoomtramlocomotieven gebouwd, die bekend stonden onder de naam ‘Backertjes’. Het bedrijf werd de grootste op dit gebied in Nederland en bouwde meer stoomlocomotieven dan alle andere bedrijven samen.
Dankzij zijn zakelijke succes kon jonkheer Ferdinand Backer een traditioneel aristocratisch leven leiden overeenkomstig zijn stand: hij bewoonde een groot huis in de Torenstraat in Breda, had inwonend personeel, zijn zoon ging rechten studeren in Leiden, zijn dochters werden gepresenteerd aan het Hof (mede dankzij hun oom de vice-admiraal en adjudant i.b.d. van Koning Willem III?) en er werd gereisd, zoals een reisje in 1896 naar Wiesbaden, waar op 7 mei als herinnering deze foto werd gemaakt.
En hoe verging het zijn vier kinderen? Zijn zoon bleef ongehuwd, werd advocaat en procureur en later directeur bij een assurantiemaatschappij, om uiteindelijk referendaris op het ministerie van Justitie te worden. Eén dochter bleef ook ongehuwd, terwijl de andere dochters een jonkheer Siberg (jonge adel) en een baron Van Heeckeren van Waliën (oude adel) huwden. Beide schoonzoons begonnen hun carrière traditioneel, maar maakten later de overstap naar het bedrijfsleven: jonkheer Siberg was eerst kapitein bij het Oostindisch Leger, maar werd later directeur van de Koninklijke Nederlandsche Grofsmederij in Leiden en baron Van Heeckeren was eerst officier bij de marine en werd uiteindelijk directeur van zijn eigen bank, de N.V. Hollandsche Handelsbank te Haarlem.
Kijken we naar de familienamen van alle nakomelingen van jonkheer Ferdinand Backer, dan zien we daarbij alleen adellijke (Van Heeckeren van Waliën, Siberg, Van Lynden) en een patriciaatsnaam voorkomen (Meertens).
Keren we tot slot terug naar de foto uit 1896, dan zien we hierop jonkheer Ferdinand Backer met zijn echtgenote Elisabeth Antoinette Willinck, dochter Anne Maria Siberg née jonkvrouwe Backer (1865-1933), schoonzoon jonkheer Eduard Cornelis Siberg (1860-1906) en zijn kleindochters, de freules Pauline Elisabeth Antoinette (1887-1958) en Elisabeth Antoinette (1889-1975). Laatstgenoemde zou in 1975 overlijden als laatste van het adellijke geslacht Siberg. Verstild voor zich uitkijkend poseren zij allen voor ons in het decor van een wagon en het is bijna verleidelijk om hierin een verwijzing te zien naar het moderne ondernemerschap van jonkheer Ferdinand Backer.
Op 29 februari jl. liep er bij het Veilinghuis Van Spengen in Hilversum een timed online veiling af met onder meer dit charmante portret van twee kinderen uit de adellijke familie Van der Capellen door Jacob Maurer, een Nederlandse schilder van Zwitserse afkomst.
Het bieden begon bij 1500 euro en eindigde op 8010 euro!
Wat het portret extra bijzonder maakt, is de originele lijst met bovenin het wapen Van der Capellen: in blauw een zilveren ankerkruis vergezeld van een gouden kapel.
Inmiddels heeft de stichting Adel in Nederland door eigen onderzoek kunnen vaststellen om welke twee kinderen uit de familie Van der Capellen het hier gaat. Indien de nieuwe eigenaar hierover meer wil weten, dan raden wij aan contact met ons op te nemen via info@adelinnederland.nl.
Gisteren kwam de familie Insinger, een familie uit het Blauwe Boekje van het Nederland’s Patriciaat, in het nieuws door het onderzoek dat de Insinger Stichting heeft laten doen naar de herkomst van het stichtingsvermogen, waarbij bleek hoe winstgevend de firma Insinger & Co was met hun bedrijven in de slavernijsector.
De Insinger Stichting werd opgericht door de zusjes Anna Hermina Insinger (1824-1910) en Marie Henriette Albertine Insinger (1831-1916) met als doel ‘het bevorderen of steunen van godsdienstige of liefdadige instellingen welke zijn gevestigd of werken in Nederland of in de voormalige Nederlandse koloniën. Voorkeur wordt gegeven aan instellingen gebaseerd op het Christelijk Protestants beginsel’. De stichting heeft ieder jaar uit haar vermogen 1 miljoen euro te besteden.
De zusjes Insinger bleven ongehuwd, net als hun zusje Maria Wilhelmina Insinger (1829-1858) en hun broer Gustaaf Eduard Insinger (1826-1928). Alleen hun oudste broer, Maurits Herman Insinger (1825-1891), trad in het huwelijk en wel met jonkvrouwe Henrietta Agnes van Loon (1825-1902), die dame du palais van Koningin Emma zou worden. Hij had onder meer een indrukwekkende carrière in het bedrijfsleven en dit gefortuneerde echtpaar woonde aan de Herengracht in Amsterdam in een groot stadspaleis. Het huwelijk bleef echter kinderloos, waardoor deze tak van de familie zou uitsterven.
In opdracht van het stichtingsbestuur is er nu een onderzoek geweest naar de herkomst van het stichtingsvermogen om hierover transparant te zijn, aldus jonkheer Henrick van Asch van Wijck, secretaris van de stichting en via zijn grootmoeder zelf een nakomeling van de Insingers.
Jonkvrouwe Bettina Verena Dora Clémentine Bloys van Treslong, geboren Londen (UK) 28 februari 2024, dochter van jonkheer Adriaan Guy Carel York Bloys van Treslong en Carolina Rachel Bloys van Treslong née Lane.
Jonkheer Borr Derk Jan Wessel van Vierssen Trip, geboren Stockholm (SE), 7 maart 2024, zoon van jonkheer Frans Willem (‘Ward’) van Vierssen Trip en Mechteld van Vierssen Trip née van Spaendonck.
De familie Van Spaendonck is opgenomen in het Blauwe Boekje van het Nederland’s Patriciaat.
Afgelopen donderdag vond er een onthulling plaats van één van de drie informatieborden over verdwenen kastelen in Baarn. Dit bord over kasteel Drakenburg werd onthuld door jonkheer Jaap Röell, voorzitter van de Ridderschap van Utrecht, en jonkheer Mark Röell, burgemeester van Baarn. Wat deze gebeurtenis extra bijzonder maakte, is dat beiden nakomelingen zijn van een 18e-eeuwse eigenaar van Drakenburg: mr. Nicolaas Willem Röell, heer van Drakenburg (1736-1793).
Mr. Nicolaas Willem Röell werd geboren op 30 augustus 1736 in Amsterdam als zoon van de Amsterdamse regent en hoogleraar dr. Gulielmus Röell (1700-1775) en Elisabeth de Famars (1715-1780). Na zijn studie rechten in Utrecht voltooid te hebben, was hij in de jaren 1763-1791 advocaat bij de W.I.C.. Vervolgens werd hij lid van de Raad van Koloniën in West-Indië, kerkmeester van de Nieuwezijds Kapel, regent van het Burgerweeshuis en meesterknaap van Gooiland.
Op 22 juli 1764 trad hij in het huwelijk met Anna Sophia Fredericia van Gheel (1745-1801), die regentes van het Leprozenhuis in Amsterdam zou worden. Zij stamde uit een gefortuneerde Amsterdamse regentenfamilie en dit gegeven zal zeker bijgedragen hebben aan de aankoop van Ridderhofstad Drakenburg in 1777. Haar voorvader Daniël van Gheel, heer van Spanbroek (1628-1705) vinden we terug op nr. 149 van Rijksten in de 17e eeuw met een geschat vermogen van 304.000 gulden. Aan hem herinnert in de kerk van Spanbroek – hij kocht in 1658 de heerlijkheid Spanbroek – een marmeren grafmonument door de beroemde beeldhouwer Rombout Verhulst.
Het echtpaar Röell-Van Gheel kreeg onder meer drie zoons, die alle drie stamvader zouden worden van een tak Röell binnen de Nederlandse adel. Hun derde zoon, jonkheer Jan Carel Andries Röell (1779-1847), kreeg in 1789 toestemming de naam Van Gheel van zijn moeder toe te voegen, maar deze tak van de jonkheren/jonkvrouwen Van Gheel Röell stierf in 1950 uit. Een dochter, Elisabeth Constantia Sophia Röell (1777-1835), huwde in 1804 Johan Frederik baron van Reede van Oudtshoorn (1779-1850), die uit een bekend adellijk geslacht in de Utrechtse Ridderschap stamde.
Van twee andere zonen van het echtpaar Röell-Van Gheel stammen Jaap en Mark Röell, waardoor zij verre achterneven van elkaar zijn. Jaap Röell is een rechtstreekse nakomeling van de oudste zoon mr. dr. Willem Fredrik baron Röell (1767-1835), die onder meer minister van Buitenlandse Zaken, van Binnenlandse Zaken en Minister van Staat zou worden, naast vele andere bestuurlijke functies. Mark Röell is een rechtstreekse nakomeling van hun tweede zoon Cornelis Elias Röell (1770-1806), die officier in Statendienst zou worden met de rang van ritmeester en die daarna in Engelse dienst trad en gouvernementssecretaris in Essequebo en Demerary en in Berbice zou worden.
Het echtpaar Röell-Van Gheel kocht Drakenburg in 1777 en verkocht het in 1791. Het echtpaar zal deze Ridderhofstad als buitenverblijf gekocht hebben om in de zomermaanden de warme en stinkende stad te kunnen ontvluchten, maar het bezit van een Ridderhofstad als Drakenburg gaf ook status en adellijke allure. Latere eigenaren sloopten het kasteel in 1811 en bouwden een nieuw landhuis, dat in 1870 uiteindelijk ook gesloopt zou worden.
Naast dit informatiebord zijn er ook twee borden geplaatst over de verdwenen kastelen Grimmestein en Ter Eem. De drie borden werden mogelijk gemaakt dankzij bijdragen van de Ridderschap van Utrecht, de gemeente Baarn, het Cultuurfonds en de Provincie Utrecht.
Op zaterdag 25 mei zal voor de tiende keer het Tulpenbal georganiseerd worden in een weekend vol activiteiten. Dit keer is als locatie gekozen voor de sfeervolle grote zaal in het Kurhaus in Scheveningen. Hier zullen gasten uit binnen- en buitenland, van adel en niet van adel zich verzamelen voor een feestelijke avond in stijl en met traditie, maar tegelijk is er ook een ongedwongen sfeer en mogelijkheid om oude bekenden te ontmoeten en nieuwe vriendschappen te sluiten.
Ook dit keer is er natuurlijk weer aandacht voor goede doelen en zal er een veiling zijn, waarvan de opbrengst bestemd is voor een symphonie-orkest en voor de Johanniter Orde. Vorig jaar mocht Z.K.H. Kroonprins Leka van Albanië 21.200 euro in ontvangst nemen voor de Queen Geraldine Foundation. Deze heeft als doel om kwetsbare en kansarme gemeenschappen en individuen in Albanië toegang te geven tot gezondheidszorg, onderwijs, veiligheid en beroepsopleiding en andere duurzame oplossingen.
Iedereen die een toegangskaart koopt, is welkom en de kaartverkoop is inmiddels gestart! Voor wie nú een compleet weekend passepartout koopt, is er de speciale Early Bird korting! Kaarten voor het Tulpenbal met diner vooraf of voor de verschillende activiteiten op vrijdag en zondag kunnen via de website besteld worden: https://www.tulipsball.com
Vandaag is het Internationale Vrouwendag en daarom hier, net als in voorgaande jaren, aandacht voor freules die in hun tijd veel (adellijk) stof deden opwaaien, omdat ze feministe waren of van zich lieten horen door hun daden en hun onafhankelijke geest. Benieuwd wie wie is op de foto’s? Klik dan op de onderstaande linkjes.
Jonkvrouwe Agathe Henriëtte Maria de Beaufort (1890-1982)
Cornélie Lydie Huygens (1848-1902), zij werd ‘de rode freule’ genoemd, omdat haar moeder uit de deftige Amsterdamse regentenfamilie Elias stamde. Twee broers van haar moeder werden in 1897 en in 1912 in de Nederlandse adel verheven met het predikaat jonkheer, maar haar moeder maakte nimmer deel uit van de Nederlandse adel.
Ieder jaar wordt deze lijst weer aangevuld; zo zijn vandaag Marie gravin van Bylandt, Sophia barones van Heeckeren van Kell en Clara Feyoena van Sytzama toegevoegd. Heeft u aanvullingen op deze lijst? Mail dan naar info@adelinnederland.nl.