In 1645 vestigde Jean Hurgronje uit Saint Venant zich vanwege zijn geloof in Vlissingen. Saint Venant ligt 30 kilometer van de Belgische grens; in de twaalfde eeuw heette het nog Papingehem.
Zijn zoon Isaac Hurgronje (1652 – 1706) was koopman, participant in een kaapvaartrederij, bewindhebber van de VOC, vendumeester van de admiraliteit in Zeeland en burgemeester van Vlissingen. Hij trouwde op 9 januari 1680 in Vlissingen met Josina Phoenix, uit welk huwelijk dertien kinderen geboren werden, van wie er vier al jong overleden. De overige negen kinderen behoorden in de 18e eeuw allen tot het Zeeuwse regentenpatriciaat. Van deze negen kinderen hebben er slechts drie voor nageslacht gezorgd, te weten de zoon Phenix (families Huyssen van Kattendijke en Boddaert), de zoon Jacob (familie Snouck Hurgronje) en de dochter Cornelia Machelina (familie Grothe)
Jacob Hurgronje (1694 – 1759) trouwde in 1734 met Erkenraad Snouck; hun zoon Steven Matthijs (1741 – 1788) verkreeg bij akte voor de schepenen van Vlissingen in 1762 de naam Snouck Hurgronje. Uit zijn huwelijk met Anna Catharina Elias stammen twee zoons, Jacob Lodewijk en Adriaan Isaac
De oudste zoon Jacob Lodewijk Snouck Hurgronje (1778 – 1845), eerste griffier van de Staten van Zeeland en lid van de Tweede Kamer, werd bij Koninklijk Besluit van 10 december 1843 verheven in de Nederlandse adel. Het betrof een verheffing zonder voorafgaand verzoek, door koning Willem II uit eigen beweging (proprio motu) verleend “op grond van de diensten door leden van zijn geslacht sinds vele jaren aan de staat bewezen”. Hij was de stamvader van de oudste tak Snouck Hurgronje, die in 2017 is uitgestorven.
De jongste zoon Adriaan Isaac Snouck Hurgronje (1780 – 1849) was predikant, laatstelijk in Middelburg. Uit zijn eerste huwelijk met Anna van Citters had hij vijf kinderen, van welke alleen twee zoons nageslacht hadden, te weten Aernout Marinus, en Jacob Julianus. Uit zijn tweede huwelijk met Johanna Lambrechtsen had hij zeven kinderen, van welke slechts één zoon, Nicolaas Johan, en een dochter Digna Henrietta (familie van Doorn) nageslacht had.
Noch Adriaan Isaac, noch zijn drie genoemde zoons, hebben na de verheffing van hun broer en oom destijds aanleiding gezien om ook een verzoek tot verheffing in de adel in te dienen. Gezien hun afstamming uit een vooraanstaand regentengeslacht en de status van hun familie in de 18e en de eerste helft van de 19e eeuw waren zij hiervoor zeker in aanmerking gekomen. De vraag is waarom zij dat niet gedaan hebben. Maar deze reden is niet ver te zoeken, zoals hierna zal blijken.
Aernout Marinus (1810 – 1864) was evenals zijn vader predikant. Uit zijn huwelijk met Jacoba Elisabeth Schorer stamt een tak, waarvan de laatste mannelijke telg in Engeland woont en alleen dochters heeft. Te verwachten valt dat deze tak zal uitsterven.
Jacob Julianus (1812 – 1870) was ook predikant, laatstelijk in Tholen. Hij was getrouwd met Adriana van Adrichem. Maar in 1849, het sterfjaar van zijn vader, begon hij een verhouding met de dochter van een collega – predikant, Anna Maria de Visser. Hij werd om die reden uit zijn ambt als predikant ontzet en het liefdespaar ging enige tijd in Engeland wonen. Echtscheiding was in die tijd in die kringen niet aan de orde. Pas na het overlijden van Anna van Adrichem in 1854 hertrouwde hij met Anna Maria. Hij werd toen weer bevestigd als predikant, ditmaal in Oosterhout. Uit het eerste huwelijk stamt de huidige Nederlandse familie Snouck Hurgronje. Uit het tweede huwelijk werd de meest beroemde telg van de familie geboren, professor Christiaan Snouck Hurgronje.
De derde zoon, Nicolaas Johan (1822 – 1893) was de stamvader van een tak, die thans alleen nog in de Verenigde Staten en Zweden gevestigd is.
Het lijkt wel zeker dat de buitenechtelijke escapade van Jacob Julianus in die tijd voor hem aanleiding is geweest om een verzoek tot verheffing achterwege te laten. Het is verder aannemelijk dat hetzelfde gold voor zijn broers. Het was bekend, dat in de adviezen van de Hoge Raad van Adel van die tijd streng werd gelet op de zakelijke en morele levenswandel van de betrokkenen. Een faillissement, een echtscheiding, een buitenechtelijke affaire of zelfs het krijgen van een kind binnen 9 maanden na de voltrekking van het huwelijk kon al voldoende zijn voor een negatief advies, niet alleen voor de betrokkene, maar mogelijk ook voor zijn naaste familieleden.
In de twintigste eeuw speelden de huwelijksperikelen van Jacob Julianus blijkbaar geen rol meer. In de dossiers met betrekking tot de latere verheffingen is er geen woord over te lezen.
Willem Johan (1848 – 1912), zoon van Aernout Marinus, werd bij K.B. van 1 augustus 1911 verheven ”op grond van de afstamming uit een aanzienlijk regentengeslacht”.
Jacob Julianus (1870 – 1933), kleinzoon van zijn gelijknamige grootvader en koopman in Soerabaja, werd op dezelfde grond verheven bij K.B. van 18 juli 1912, maar niet dan nadat over hem inlichtingen waren ingewonnen. De voorzitter van de Raad, baron de Vos van Steenwijk vond deze inlichtingen nodig: “Koopman is een begrip dat heel wat kan omvatten”, aldus de Vos van Steenwijk. De resident van Soerabaja, de heer Einthoven, adviseerde evenwel gunstig: “Jacobus Julianus staat hier te goeder naam en faam bekend. Hij is getrouwd met een beschaafde dame van zuiver Hollandschen bloede uit de familie Goedkoop”. Tussen de regels kan men lezen dat een verbintenis met een Indonesische vrouw tot een andere beoordeling had kunnen leiden.
Adriaan Willem (1854 -1932), zoon van Nicolaas Johan en kolonel bij de cavalerie, werd tegelijk met zijn neef Jacob Julianus verheven. Ook over hem werden inlichtingen ingewonnen, maar ook over hem was niets nadeligs bekend.
Vervolgens werd Anthony Emile (1862 – 1938), jongere broer van Adriaan Willem, verheven bij K.B. van 13 december 1921. Hij was evenals zijn neef Jacob Julianus gevestigd in Nederlands Indië, dus ook over hem werden via het ministerie van koloniën inlichtingen gevraagd. Vastgesteld werd, dat er niets op hem aan te merken was, en dat zijn vrouw de dochter was van de administrateur van een suikeronderneming in Besoeki. Hun kinderen waren ook geboren op een suikeronderneming in Sitoebondo.
Ten slotte Christiaan Snouck Hurgronje (1857 – 1936). Zijn carrière is zo overbekend, dat ik deze hier niet zal herhalen. Verwezen wordt naar de hieronder vermelde literatuur. Zijn aanzien als wetenschapper, arabist en islamoloog, regeringsadviseur van het koninkrijk, grondlegger van de Rechtshogeschool te Batavia en hoogleraar was in het latere deel van zijn leven vrijwel onaantastbaar. Hij ontving het Grootkruis in de Orde van Oranje Nassau en was Commandeur in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Ook was hij voorzitter van het Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen. Gezien zijn maatschappelijke status zou hij zeker in aanmerking zijn gekomen voor verheffing in de adel, evenals zijn oomzegger Jacob Julianus.
Maar Christiaan was tijdens zijn langdurige verblijf op Java volgens de islamitische wet getrouwd met een Javaanse vrouw en na haar overlijden met een tweede Javaanse vrouw. Uit beide huwelijken had hij kinderen, die niet zijn naam droegen en islamitisch werden opgevoed. Nadat Christiaan zich definitief in Nederland had gevestigd, trouwde hij in 1910 met een Nederlandse vrouw, met wie hij een dochter had. Deze eerdere huwelijken zullen Christiaan er naar alle waarschijnlijkheid van hebben weerhouden om ook een verzoek tot verheffing in de adel in te dienen. Een huwelijk met een inlandse vrouw werd in die tijd nu eenmaal als maatschappelijk ongepast beschouwd, zeker in de kringen van het midden en hoge kader van de Nederlands – Indische samenleving. En Christiaan had voldoende kennis van zaken om te weten, dat eventuele aspiraties in die richting tot mislukken gedoemd waren. Hij had het ook niet nodig. Tot in de huidige tijd staat hij bekend als een beroemde Nederlander met een vooruitziende blik, die streefde naar een zelfstandig Indonesië en daarmee zijn tijd ver vooruit was.
Bergen april 2018
Literatuur:
A.P. Snouck Hurgronje en A.W.J. Snouck Hurgronje, Genealogie der familie Snouck Hurgronje, Venlo 1924
P.Sj. van Koningsveld, ‘Snouck Hurgronje, moslim of niet?’ Tirade 29 (1985) p. 98 – 128
C.E.G. ten Houte de Lange, Familiefonds Hurgronje 1767 – 1992, Middelburg 1992
Nederland’s Adelsboek 1995, p. 494 – 514
C. Fasseur, Rechtsschool en raciale vooroordelen, Amsterdam 2001
Chr. Snouck Hurgronje en J.J. Witkam, Mekka, Amsterdam 2007
Philip Dröge, De Pelgrim, Houten 2017