Op het kerkhofje bij de dorpskerk van Horssen is niet veel van het funeraire verleden bewaard gebleven. Slechts drie zerken doorstonden de tand des tijds en de rest is verdwenen. Eén zerk is van het echtpaar Viëtor-Meijer. Hij was gepensioneerd kapitein en kwam uit een patriciaatsfamilie. De twee andere betreffen leden van de adellijke familie Bouwens van Horssen. Het meeste fraaie van deze twee is het graf van vader en dochter Bouwens van Horssen met het in steen uitgehouwen alliantiewapen Bouwens van Horssen-Gerbade, dat bovendien door een hekwerk omsloten is. De tweede zerk is bijna niet meer leesbaar en over de twee verdronken meisjes die hier begraven liggen, gaat dit verhaal.
In 1747 kwam het geslacht Bouwens door erfenis in het bezit van de heerlijkheid Horssen en ging zich vervolgens Bouwens van Horssen noemen. De eerste Bouwens uit de stamreeks kwam uit Maastricht en in latere generaties vestigde de familie zich in Amsterdam, waar zij als kooplieden in ijzer en later ook in geschut tot grote welstand kwam en tot de regentenklasse ging behoren. Van hun toenmalige welvaart en status getuigen nog steeds de bewaard gebleven 17e-eeuwse familieportretten door de schilder Ferdinand Bol.
Het vermogen en het bezit van Horssen droegen bij aan het aristocratiseringsproces van de familie en de nakomelingen werden uiteindelijk niet langer koopman, maar officier of burgemeester. Ook de huwelijken droegen hieraan bij en zo was er een huwelijk met een baron Du Tour en een Sirtema van Grovestins. In 1831 werd de status van de familie bevestigd door de verheffing in de Nederlandse adel van jonkheer Pieter Bouwens, heer van Horssen (1775-1843).
Jonkheer Pieter Bouwens van Horssen was lid van de Provinciale Staten van Gelderland en burgemeester en secretaris van Horssen. In 1810 huwde hij Maria Jacoba Gerbade (1784-1852), die een dochter was van een schepen en raad van ’s-Hertogenbosch. Er werden vijf kinderen op het kasteel Horssen geboren: drie zoons en twee dochters. De jongste in het gezin was freule Margaretha en in de lente van 1830 kwam zij samen met haar vriendinnetje Rebekka Henriëtte Thesingh, afkomstig uit het naburige Druten, op tragische wijze om: beide meisje verdronken. Op 3 april verscheen er in de Opregte Haarlemsche Courant de volgende annonce voor de beide meisjes:
“Op den 28sten Maart 1830, overleed te Horssen, door een zeer treffend ongeluk, MARGARETHA, jongste Dochter van den Heer PIETER BOUWENS van HORSSEN, Heer en Burgemeester der Heerlijkheid Horssen, en Vrouwe MARIA JACOBA GERBADE, in den ouderdom van 10 jaren en 8 maanden; – en REBEKKA HENRIëTTE THESINGH, oudste Dogter van den Heer Mr. EGBERT THESINGH, Controleur van ’s Rijks Belastingen te Druten, en wijlen Vrouwe HENRIëTTE PETRONILLE van der UPWICH, in den ouderdom van 9 jaren en 2 maanden.”
In 1900 stierf de familie Bouwens van Horssen uit. De familieportretten vererfden buiten de familie tot ze in 1957 aan de stichting Geldersche Kasteelen werden geschonken. Wat in Horssen aan de familie herinnert, is het huis Horssen, hun wapen op de herenbank in de kerk en twee graven op het kerkhof, waaronder een nauwelijks meer leesbare van een verdronken tienjarige freule en haar vriendinnetje van negen jaar.