Over de Tweede Wereldoorlog zijn langzamerhand heel veel boeken geschreven, aanvankelijk door ooggetuigen, maar in deze tijd ook door de generatie die de oorlog niet meer heeft meegemaakt.
Isabel barones van Boetzelaer werd geboren in 1961, en haar leven werd voor een groot deel bepaald door de omstandigheid, dat haar Nederlandse vader Willem lid van de Waffen – SS was geweest, terwijl haar moeder behoorde tot een Duitse adellijke familie, die juist fel anti – nazi was. Zij heeft het hierdoor in haar jeugd niet gemakkelijk gehad. Zes jaar geleden begon zij haar zoektocht door archieven en door de mondelinge informatie die zij van haar ouders en van andere familieleden kreeg en het resultaat ligt nu in de boekhandel.
Niet zo lang geleden verscheen een soortgelijk boek van Alexander Münninghoff, genaamd “De stamhouder”. Ook in dat geval was de vader van de schrijver lid geweest van de Waffen – SS. Dat boek werd een bestseller. Naar mijn voorlopig oordeel is het boek “Oorlogsouders” hiervan een waardige opvolger.
Willem, geboren in 1920, groeide op in een welgestelde familie, maar had moeite met het aflopen van de middelbare school. Zijn ouders waren begin jaren dertig gescheiden. Noch zijn eigen ouders, noch zijn stiefvader kregen veel grip op zijn ontwikkeling. Hij kreeg een vriendin uit een NSB – familie en dit leidde tot een verkeerde keuze met fatale gevolgen. Hij werd geen NSB – lid, maar meldde zich als 20-jarige aan voor de Waffen – SS en nam in 1941 als SS – soldaat in “Standart Westland” deel aan de oorlog in Rusland. Hij overleefde deze veldtocht en kwam in het voorjaar 1942 terug naar Nederland. Voor zijn verdere carrière had hij niet veel keus. Hij belandde eerst in een kantoorbaan bij de Sicherheitsdienst maar vanaf begin 1943 werd hij rechercheur bij de Sicherheitspolizei. In die hoedanigheid was hij betrokken bij arrestaties van criminelen, maar ook van leden van het Nederlandse georganiseerde verzet. Hij zat op een rijdende trein waar hij niet af kon springen.
Intussen ontrolt zich de geschiedenis van Isabels moeder Ingrid en haar Duitse familie voor, tijdens en na de oorlog. Zij moeten meerdere malen vluchten en raken al hun bezittingen kwijt, ook het familiekasteel in de buurt van Leipzig. Ingrid leert haar eerste man kennen en trouwt met hem, maar het huwelijk loopt al voor 1957 stuk.
Willem wordt na de oorlog gevangen gezet. Nadat aanvankelijk de doodstraf tegen hem is geëist, krijgt hij levenslang, later in hoger beroep gewijzigd in twintig jaar gevangenisstraf. Hij zit tot 1957 gevangen, maar hij krijgt uiteindelijk gratie en wordt vrijgelaten. Kort daarna volgt de ontmoeting van de beide hoofdpersonen. De ouders van Ingrid hebben uiteraard hun bedenkingen tegen Willem, maar wanneer zij de hele geschiedenis horen en Willem beter leren kennen, accepteren zij hem als schoonzoon. Ingrid en Willem trouwen, gaan in Nederland wonen en worden de ouders van Isabel.
De structuur van het boek is bijzonder. De levensgeschiedenissen van beide ouders van de schrijfster worden telkens in afwisselende hoofdstukken beschreven. Dat geeft spanning aan het verhaal. Een soortgelijke structuur is te vinden in het boek “The young lions” van Irwin Shaw (1948) dat ook over de Tweede Wereldoorlog gaat en waarin de levens van een Duitse en een Amerikaanse soldaat afwisselend worden beschreven tot het eind, waarbij de een de ander doodschiet.
Het vonnis van het Bijzonder Gerechtshof is in het boek afgedrukt. De bestudering van dit stuk gaf mij nog wel aanleiding tot enige opmerkingen.
In de naoorlogse tijd heerste er uiteraard grote woede tegen alles wat Duits was, maar in het bijzonder ook tegen Nederlanders die in Duitse dienst waren getreden en dus hun land hadden verraden. Dat waren er duizenden. Voor dit feit werd aanvankelijk standaard 10 jaar gevangenisstraf opgelegd. Later zijn er veel lagere straffen opgelegd, in het bijzonder aan jeugdigen. Door de SS – soldaten zijn in Rusland vele oorlogsmisdaden gepleegd, maar ten aanzien van Willem is dat niet gebleken. Voor het enkele feit van deelname aan de Russische veldtocht zijn Duitse soldaten niet vervolgd. Ook de vader van “de stamhouder” bleef buiten schot, omdat hij kon aantonen, dat hij de nationaliteit van Estland bezat. Maar het is Willem zwaar aangerekend, dat hij als Nederlander in dienst trad van de Duitse SS terwijl zijn land met Duitsland in oorlog was.
Ten aanzien van zijn werk voor de Sicherheitspolizei is ten laste gelegd dat zijn werkzaamheden strekten ten bate van Duitsland. Dat is duidelijk. Verder dat zij huiszoekingen hebben gedaan en goederen van Nederlandse burgers in beslag hebben genomen of wederrechtelijk weggenomen en aan de rechthebbenden onttrokken, en arrestaties hebben verricht van personen die “niet volgens de Nederlandse normen” in aanmerking kwamen voor arrestatie. 13 personen zijn opgepakt, waarvan zes door de vijand terechtgesteld of in gevangenschap zijn overleden. Aldus het vonnis.
In de uitspraak zijn die gevallen niet specifiek onder vermelding van de feiten met naam en toenaam genoemd. Ook wordt niet vermeld, met welke bewijsmiddelen deze feiten zouden zijn aangetoond. Dit spoort niet met de huidige opvattingen in het strafrecht. Elk ten laste gelegd feit moet precies omschreven worden en aan de hand van op de zitting vastgestelde bewijsmiddelen worden bewezen. Dit geldt temeer, wanneer voor deze feiten vervolgens levenslange gevangenisstraf wordt opgelegd.
Een politieman maakt uit hoofde van zijn functie vaak inbreuk op de rechten van burgers. Hij luistert telefoongesprekken af, treedt huizen binnen, neemt goederen in beslag, arresteert personen en hoort ze uit over misdaden en over eventuele medeplichtigen. Dit alles mag hij doen, omdat hij wordt gedekt door wettelijke voorschriften. Ook het soort van vergrijpen dat de politieman onderzoekt, wordt bepaald door wettelijke voorschriften. Tijdens de oorlog waren dat de Nederlandse, maar ook de Duitse voorschriften. Een groot aantal van die Duitse voorschriften werden door de regering in Londen ongeldig verklaard, en wel met terugwerkende kracht. Maar voor een Nederlandse politieman in Duitse dienst was het niet altijd duidelijk of de door de bezetter uitgevaardigde verordeningen al dan niet “wettelijke voorschriften” waren in de zin van de Nederlandse strafwet. Kon hij zich na de bevrijding erop beroepen, dat de Duitse verordening, die hij had uitgevoerd, een voor hem bevrijdend wettelijk voorschrift was? Wel was duidelijk, dat hij zich in elk geval moest onthouden van het plegen van geweld op arrestanten en het zich toe-eigenen van goederen.
En het zal ook niet in alle gevallen direct duidelijk zijn geweest of het ging om z.g. “goede Nederlanders” of echte criminelen, dan wel alle gevallen in een grijs gebied daar tussenin.
Ook voor dit politiewerk zijn Duitsers na de oorlog niet vervolgd, tenzij zij zich schuldig hadden genaakt aan mishandelingen of andere vergrijpen. Ook hier is het Willem zwaar aangerekend, dat hij zich als Nederlander leende voor het werk van de bezetter. In hoger beroep is trouwens overwogen, dat Willem ook “verschillende personen tegen de maatregelen der bezetters heeft beschermd”. Al met al is, gezien de tijd waarin zich deze rechtsgang afspeelde, de opgelegde straf wel begrijpelijk.
Tijdens het lezen van het boek is duidelijk, dat de schrijfster het product is van de twee geheel verschillende levens, die zo uitvoerig beschreven zijn, en juist daarom wekt het boek ontroering.
Bergen april 2017