Jonkheer Steven Willem Harm Sandberg, geboren Haarlem 25 augustus 1940, overleden Aerdenhout 18 maart 2016, echtgenoot van Marianne Elisabeth Sandberg née Storm.
In Memoriam
Jonkheer Steven Willem Harm Sandberg werd geboren op 25 augustus 1940 te Haarlem. Zijn vader, jonkheer Bodo Sandberg, was een telg uit een geslacht waarvan de stamvader in 1631 als gegoed te Elburg vermeld werd en dat nadien generaties lang als schepenen en burgemeesters in het bestuur van deze stad zat. In de 18e eeuw ging de familie tot de bestuurlijke elite van Overijssel behoren en passend bij deze status was de aankoop van de havezate ’t Laer in Ommen in 1788. Deze bleef familiebezit tot in 1901, toen deze verkocht werd en de opbrengst ten goede kwam aan de Sandberg Stichting. Deze familiestichting werd in 1888 opgericht om familieleden te ondersteunen. In 1842 werd een voorvader, die onder meer lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal was, in de Nederlandse adel verheven met het predicaat van jonkheer. Zijn moeder, Catherine Elisabeth Brugsma, was de dochter van een gezagvoeder bij de Koninklijke Pakketvaart-Mij. Haar broer genoot jarenlang bekendheid onder de naam ‘W.L. Brugsma’ als hoofdredacteur van de Haagsche Post en later als presentator en commentator van de actualiteitenrubriek Achter het Nieuws en presentator van het discussieprogramma Het Capitool.
Zijn ouders waren in 1939 gehuwd en zijn vader was officier bij de Militaire Luchtvaart en was gestationeerd op de luchtmachtbasis in Bergen. Toen in 1940 de Tweede Wereldoorlog uitbrak, was zijn moeder zes maanden van hem in blijde verwachting. Voordat zijn vader op missie ging, nam hij afscheid met de wetenschap dat dit een afscheid voorgoed zou kunnen zijn en sprak hij de woorden: “Het ergste is dat ik nooit zal weten of het een jongen of een meisje is…” Na de capitulatie dook zijn vader al snel onder en slaagde er, na een eerste mislukte poging en een verblijf in een gevangenkamp, in om te ontsnappen en om uiteindelijk in 1942 als Engelandvaarder Londen te bereiken. Hij ging vervolgens naar de Verenigde Staten voor een vervolgopleiding als oorlogspiloot en daarna naar Australië om tegen de Japanse bezetter in Nederlands Nieuw Guinea te vechten. Vanwege zijn inzet ontving hij later het Verzetskruis en het Kruis van Verdienste.
Zijn moeder werd thuis actief bij de ondergrondse en hielp bij de distributie van vervalste voedselbonnen. In de Hongerwinter liep zijn moeder door ondervoeding een gevaarlijke infectie op en raakte tijdelijk gedeeltelijk verlamd. Het was daarom dat hij met zijn grootmoeder naar de voedseldroppingen keek en hierover zei hij later: “Ik herinner me de ochtend duidelijk dat mijn grootmoeder, luisterend naar de radio, hoorde dat in het komende half uur de zakken vol meel zouden gaan vallen aan de overkant van het kanaal waar we woonden. Opgewonden pakte ze me op en samen liepen we naar de rand van het kanaal. Ik kan ze nog steeds zien komen, de geallieerde bommenwerpers, die inderdaad zeer laag en zeer traag vlogen en dan ineens begonnen ze de zakken in de velden aan de overkant te laten vallen. Golf na golf kwam naar beneden. Toen ik naar mijn grootmoeder keek, zag ik dat haar ogen nat waren van het huilen (in stilte). Ze omhelsde me en zei: “Nu zullen we overleven en de oorlog zal snel voorbij zijn.” De zakken werden door de Nederlandse autoriteiten verzameld en het meel werd correct en eerlijk verdeeld onder de hongerige bevolking. Ik herinner me tot op de dag van vandaag hoe het brood, gebakken thuis van deze bloem, proefde. Geweldig! Een week later werden de lege zakken ter beschikking van de mensen gesteld. Velen maakten kleding van hen. Mijn grootmoeder hield een tas intact om dit unieke moment in haar en onze levens te herinneren. Ik zal het koesteren voor zo lang als ik leef.” Drie jaar nadat zijn vader zijn zoon en echtgenote had moeten verlaten, keerde hij terug naar huis, maar zijn zoon, die inmiddels vijf jaar was, herkende zijn eigen vader niet meer. Hun relatie zou er altijd door getekend blijven.
In 1955 werd zijn vader luchtmachtattaché op de Nederlandse ambassade in Oslo en verhuisde het gezin, dat inmiddels met een broertje was uitgebreid, hierheen. Na terugkeer in Nederland werd zijn vader commandant van de luchtmachtbasis Ypenburg bij ’s-Gravenhage. Inmiddels had hij zelf zijn opleiding voltooid en was aan zijn carrière begonnen. In 1965 huwde hij in Kingston op Jamaica Marianne Elisabeth Storm. Zij was de dochter van een procuratie-houder bij de Holland-Afrika Lijn in Amsterdam en haar moeder stamde uit de patriaatsfamilie Besier. Na hun huwelijk woonden zij eerst in Villa Tangerine in Kingston en later in Cali in Columbia en was hij werkzaam als manager bij de Curaçaosche Handelmij. N.V. Daarnaast was hij in deze jaren waarnemend consul.
Na terugkeer in Nederland vestigden zij zich in Aerdenhout en werd hij eerst algemeen directeur bij de Curaçaosche Handelmij. Nederland B.V. en in 1989 directeur van de Nationale Borg-Maatschappij te Amsterdam, een bedrijf dat gespecialiseerd was in het stellen van borgtochten en garanties, het sluiten van fraude- en berovingsverzekeringen en het herverzekeren van risico’s op dezelfde gebieden. Hier leverde hij jarenlang een belangrijke bijdrage aan de continuïteit en ontwikkeling van het bedrijf. Ook hield hij zich actief bezig met de internationale belangenbehartiging van deze bedrijfstak. Een jaar na zijn aantreden nam het verzekeringsconcern Nationale Nederlanden de aandelen over en in een interview zei hij hierover: “Met dezelfde onafhankelijkheid , maar vanuit de achtergrond de ondersteuning te hebben van een groot concern, denken wij beter de groeimogelijkheden die er zijn te kunnen benutten.” Voor hem stond het persoonlijk contact voorop en ook na zijn pensionering bleef hij een grote belangstelling voor iedereen hier behouden. Hij wordt hier daarom herinnert als een warm mens.
Bekendheid verwierf hij door de oprichting van de Ferrari Club Nederland, die hij in 1983 oprichtte samen met Hans Hugenholtz en Nico Koel, vanuit hun passie voor dit merk en hiervan was hij jarenlang bestuurslid. Doel was om alle Ferrari liefhebbers bijeen te brengen en om evenementen te organiseren om zo samen van dit magische merk te genieten. Ook Z.K.H. Prins Bernhard werd al snel clublid. Hij zette zich als Executive Editor ook in voor het Gli Amici della Ferrari 3, waarin vele bijdragen van hem stonden. Zo schreef hij in 1983: “Als je, na exact twintig jaar ineens weer op de streep staat voor de start van een heuse en internationele race, dan gaat er werkelijk van alles door je heen. Van een kant ben je als veertiger van binnen een heel ander mens geworden (van buiten trouwens ook); want die totaal opwinding van toen is er niet meer, je blijft nuchter, je evenwichtigheid en het instinct tot zelfbehoud zorgen daarvoor. Maar toch …, toch is er net als toen die kick van: we doen hoé bescheiden ook, echt méé!”
Op 18 maart 2016 kwam hij in Aerdenhout te overlijden: “Mijn allerliefste man en levenslange grote steun is na een vol, kleurrijk leven en dynamisch leven overleden.” Boven de annonce stond een citaat van zijn oom W.L. Brugsma: “Een mooie toekomst achter ons.” Jonkheer Steven Willem Harm Sandberg werd vijfenzeventig jaar en wordt diep betreurd door zijn echtgenote en verdere familieleden. Het afscheid vond op verzoek van de overledene in besloten kring plaats.
Foto’s en informatie mede met dank aan http://bodosandberg.webs.com/