Afb. John Töpfer, directeur stichting Adel in Nederland, heeft de familie Van Heeckeren als onderzoeksproject en staat hier bij het borstbeeld van Florent ridder van Ertborn, die met een Nederlandse barones Van Heeckeren van de Wiersse gehuwd was.
Op de foto met Florent ridder van Ertborn, gehuwd met een barones van Heeckeren van de Wiersse, die zijn buitengewoon belangrijke schilderijenverzameling aan de stad Antwerpen schonk, die nu de kern vormt van de collectie van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen. En zo is er altijd weer ergens een link met Nederlandse adel te ontdekken 😀 Binnenkort volgt hier op deze site een kort verhaal over hem met een door ons ontdekte, onbekende foto van deze ridder Van Ertborn.
Over een maand op zaterdag 27 mei is het weer zover en dan zal voor de negende keer het Tulpenbal georganiseerd worden in een weekend vol activiteiten. De kaartverkoop is op dit moment al in volle gang, dus wacht niet meer te lang met het kopen van uw kaarten! Dit keer is als locatie gekozen voor de grote zaal in het Grand Hotel Krasnapolsky in Amsterdam. Hier zullen gasten uit binnen- en buitenland, van adel en niet van adel zich verzamelen voor een feestelijke avond in stijl en met traditie, maar tegelijk is er ook een ongedwongen sfeer en mogelijkheid om oude bekenden te ontmoeten en nieuwe vriendschappen te sluiten.
Afb. 1. Koningin Geraldine van Albanië (1915-2002) was van geboorte een Hongaarse Gravin Apponyi de Nagy-Appony. Toen zij in het huwelijk trad met Koning Zog van Albanië werd zij de Witte Roos van Hongarije genoemd. Ter gelegenheid van haar huwelijk werd een nieuw diadeem gemaakt met naast de heraldische geit uit het wapen van Koning Zog, rozen voor Koningin Geraldine. By Unknown author – https://www.kultplus.com/tag/mbreteresha-geraldine/page/2, Public Domain, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=93210225.
Queen Geraldine Foundation
Eregasten dit jaar zijn Z.K.H. Kroonprins Leka II en H.K.H. Kroonprinses Elia van Albanië. Kroonprins Leka is de kleinzoon van Koning Zog I van Albanië (1895-1961) en Koningin Geraldine (1915-2002), een geboren Hongaarse Gravin Apponyi de Nagy-Appony. Kroonprinses Elia richtte in 2012 de Queen Geraldine Foundation op met als doel om kwetsbare en kansarme gemeenschappen en individuen toegang te geven tot gezondheidszorg, onderwijs, veiligheid en beroepsopleiding en andere duurzame oplossingen die hun levensonderhoud ondersteunen en verbeteren. De gehele opbrengst van de veiling zal deze keer naar de Queen Geraldine Foundation gaan, waarbij Clemens van Steijn als veilingmeester hoopt om nog meer af te kunnen slaan dan vorig jaar, toen er 11.500 euro voor het goede doel werd opgehaald. Voor meer informatie over de Queen Geraldine Foundation zie http://www.queengeraldinefoundation.org
Programma & Kaartverkoop
Naast het bal op zaterdag 27 mei zijn er in dit weekend meer activiteiten. Er is op vrijdag een Pre-Party in de Koninklijke Industrieele Grote Club, op zaterdagmiddag is er een surprise tocht met lunch en op zondag is het Ascot Day op de Polo Club Wassenaar.
Op de linkerfoto: de traditionele middernachtsquadrille. Op de rechterfoto het erecomité met v.l.n.r.: Z.H. Michael Hertog van Mecklenburg, Z.K.H. Prins Nicolae van Roemenie, Vice-Admiraal (bd) Matthieu Borsboom, H.D.H. Prinses Sophia Wolkonsky, Z.H. Alexander Erfprins van Mecklenburg, H.H. Hande Erfprinses van Mecklenburg en Clemens van Steijn.
Afb. 1. Twee van de drie auteurs van ‘Zutphens: klip en kläör’: links Lex Schaars, rechts Gerrie Willemsen-Häövelink en in het midden John Töpfer, directeur stichting Adel in Nederland.
Gisteren vond in Het Bornhof in Zutphen de boekpresentatie plaats van een uniek boek over het Zutphens dialect: ‘Zutphens: klip en kläör’, door Gerrie Willemsen-Häövelink, Gerrit Bril en Lex Schaars. De stichting Adel in Nederland werd uitgenodigd vanwege de medewerking met een foto van L.A.F.H. baron van Heeckeren van Waliën (1817-1889), die in 1859 aan de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde in Leiden een ‘Proeve van eene vertaling van het Evangelie van Johannes in het plat-Zutphensch’ stuurde. Hoewel deze vertaling niet in het Zutphens was, maar in de Achterhoekse streektaal van de omgeving van Zutphen, is deze toch van belang geweest voor dit boek, omdat er opmerkingen in staan die over het dialect van de stad gaan.
Het eerste exemplaar werd door Femia Siero, directeur Erfgoedcentrum Achterhoek en Liemers, overhandigd aan de heer Wimar Jaeger, waarnemend burgemeester van Zutphen. Diens vader was ‘Zutphenees’, maar had zijn kinderen bewust met ABN taalgebruik opgevoed. Wimar Jaeger vindt dat nu een gemis, want… “als er iets is waar je je samen mee verbonden voelt, dan is dat je eigen taal.” Hij hoopte in de toekomst gewapend met dit woordenboek nog heel vaak woorden uit het Zutphens dialect te kunnen gebruiken bij gelegenheden.
Het boek bevat naast een woordenboekgedeelte ook verhalen en is rijk geïllustreerd. Er is door de drie auteurs vanaf 1980 jarenlang aan gewerkt, waarbij de basis de vragenlijsten waren, die door vrijwilligers in de periode 1980-2009 zijn ingevuld. Aan deze zeer gewaardeerde vrijwilligers is het boek dan ook opgedragen, omdat zij hebben vastgelegd, wat anders verloren gegaan zou zijn.
Auteur Gerrie Willemsen- Häövelink vertelde vervolgens in het Zutphens haar jeugdherinneringen, die voor de aanwezigen het Zutphens verleden deed herleven en op veel herkenning kon rekenen.
Ook auteur Lex Schaars kreeg het woord en benadrukte hoe het Zutphens door de eeuwen heen geroemd werd om het taalgebruik. Al in 1654 schreef “de Arnhemmer Arend van Slichtenhorst: “De burghery is beleefd en spraekzaam” en in 1772 schreef de Amsterdammer Pieter Jan Entrop: “De Stad van Zutphen is … ook wel voorzien van Inwoonders, die beleeft, spraakzaam en aangenaam in de verkeeringe zyn.” Professor Johan Winkler formuleerde het in 1874 zo: “De zutfensche tongval klinkt aangenamer en is vloeiender, minder hard dan het echte achterhoeksch; dit klinkt min of meer boersch en grof, het zutphens netter en gekuischter.” Eeuwenlang was de stad Zutphen een belangrijk bestuurscentrum, waar de adel uit de omtrek hun voorname stadshuizen had en dit zal zeker van invloed zijn geweest. De al eerder genoemde baron Van Heeckeren van Waliën vond dan ook dat de Zutphen voorop liep en zich in de taalontwikkeling eerder aanpaste dan de omgeving.
Afb. 2. Ludolph Anne Frederik Hendrik baron van Heeckeren van Waliën werd geboren in Zutphen op 9 juli 1817 als zoon van mr. Evert Ludolph baron van Heeckeren van Waliën (1784-1838) en Petronella Suzanna Helena Lulofs (1791-1823). Hij was luitenant-ter-zee 2e klasse 1839-1846, lid van de gemeenteraad van Zutphen, schoolopziener in het 4e district van Gelderland 1860-1872, secretaris van de Geldersche Maatschappij van Landbouw 1855-1887, archivaris van Zutphen 1877-1884 en oprichter van de voorloper van het Stedelijk Museum in Zutphen. Vanwege zijn verdiensten werd hij benoemd tot Ridder in de Orde van de Eikenkroon. Hij overleed in Zutphen op 13 december 1889. Hij huwde 1e Zutphen 25 juli 1867 Coenradina Henriëtta barones van Haersolte, geboren Deventer 15 februari 1813, overleden Zutphen 28 december 1880, en hij huwde 2e Wiesbaden 16 mei 1882 Charlotte Wilhelmine Caroline Louise barones van Heeckeren van Waliën, geboren Zutphen 15 mei 1837, overleden Beek, Ubbergen 27 december 1906. Beide huwelijken bleven kinderloos. Bron: Nederland’s Adelsboek, jaargang 84 (1994), p. 266, Woerden.
Afb. De versierselen behorende bij de onderscheiding Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Foto met dank aan de Kansalarij der Nederlandse Orden.
Ter gelegenheid van de verjaardag van Z.M. de Koning zijn de volgende twee edelen geridderd. In het komende magazine van de stichting Adel in Nederland volgt meer achtergrondinformatie met foto’s van de gedecoreerden.
Mr. R.J. (Rutger) graaf Schimmelpenninck, Ridder in de Orde van Oranje-Nassau, wonende te Amsterdam, voor verdiensten op het terrein van o.a. cultuur, buurtcohesie en wetenschap.
Mevrouw V.L.G.(Vera) Valkenaars née jonkvrouwe van Vierssen Trip, Ridder in de Orde van Oranje-Nassau, wonende te Velden, gemeente Venlo, voor verdiensten op het terrein van o.a. zorg, welzijn en dorpscohesie.
Onder de gedecoreerden ook meerdere namen uit het Blauwe Boekje van het Nederland’s Patriciaat, waarvan wij in ieder geval één iemand speciaal willen noemen, vanwege zijn steun aan de stichting Adel in Nederland:
De heer R.J. (Roderick) van de Mortel, Ridder in de Orde van Oranje-Nassau, wonende te Vught, burgemeester van Vught, voor verdiensten op het terrein van openbaar bestuur,
Afb. 1. Huis Leuvenum: nieuw gebouwd in oude stijl, als middelpunt van dynastiek gevoel.
Je hebt ‘boeken’ over adel en landgoederen en ‘Boeken’, maar dit boek door Willemieke Ottens over het beheer van de landgoederen Leuvenum en De Bannink van de jonkheren en freules Sandberg valt in de categorie ‘BOEK’. Het is een boek dat voor iedere landgoedbezitter bevestiging biedt van de zware last en verantwoordelijkheid, die een landgoed geeft. Voor iedere toekomstige landgoedbezitter moet het bijna verplichte leeskost worden, vanwege het heldere beeld dat geboden wordt, waar je als landgoedbezitter allemaal mee te maken kunt krijgen. En voor iedere andere lezer biedt dit boek een unieke inkijk in de wereld van de adellijke familie Sandberg, die in een sterk veranderende wereld vanuit dynastiek besef hun twee landgoederen intact wisten te houden en de 21ste eeuw in wisten te brengen.
Van regionale elite naar landelijke elite
De familie Sandberg stamt uit Elburg en in 1684 werd de eerste Sandberg schepen en burgemeester van Elburg. Opeenvolgende generaties waren vervolgens burgemeester van Elburg en Harderwijk en aan het einde van de 18e eeuw werden de eerste Sandbergen gedeputeerden in de Staten-Generaal. Van lokale elite werd de familie vervolgens nu deel van de nationale elite en in 1788 kocht mr. Rudolf Sandberg (1731-1808), waarvan alle huidige familieleden afstammen, de havezate ’t Laar in Ommen, waardoor hij zich heer van ’t Laar mocht noemen. Met deze aankoop lijkt hij zijn maatschappelijke positie te hebben willen bevestigen en kreeg de familie een landadellijke status.
Uitbreiding van het grootgrondbezit door huwelijk
Zijn zoon mr. Samuël Johannes baron Sandberg, heer van Essenburg (1778-1854) werd in 1816 in de adel verheven en in 1841 volgde de verlening aan hem van de titel baron bij eerstgeboorte. Zijn huwelijk met de erfdochter uit een familie van grootgrondbezitters, Aleyda Johanna van Westervelt (1785-1862), zorgde voor een grote uitbreiding van het grondbezit, waartoe ook Leuvenum en De Bannink behoorden. De familie Sandberg presenteerde zich nu prominent met hun grootgrondbezit, huizen, maatschappelijke carrières en leefstijl. Een mooi voorbeeld hiervan is de volgende generatie, een zoon van voorgaande: Heribert Willem Aleid baron Sandberg, heer van Essenburg (1819-1895), die gehuwd was met Adriana Pieternella Radermacher Schorer (1823-1887). Dit echtpaar stichtte op een prominente plek op de begraafplaats in Harderwijk een grafkelder omringd door een monumentaal hekwerk vol symboliek, waarmee de status van de familie benadrukt werd.
In onderstaande grafkelder in Harderwijk zijn bijgezet: Heribert Willem Aleid baron Sandberg, heer van Essenburg (1819-1895) en echtgenote Adriana Pieternella Radermacher Schorer (1823-1887), schoondochter Louise Christine Egbertine Françoise Sandberg née barones van Haersolte (1840-1922) en de schoondochter van deze laatste: Elisabeth Petronella Sandberg née Holtius (1859-1927).
Afb. 2. De grafkelder Sandberg van Essenburg op de begraafplaats in Harderwijk. Het monumentale hekwerk zit vol symboliek: de gevleugelde zandloper (de tijd die vervliegt), een omgekeerde toorts (het leven dat gedoofd wordt), een zeis (de onverbiddelijkheid van de dood), een slang, die zich in zijn staart bijt (de ronde vorm is oneindig, de slang is hier alpha en omega en wijst erop dat alles besloten is binnen de macht van God en op de oneindigheid), de vlinders (symbool van de onsterfelijke ziel, zoals een rups zich verpopt en herboren wordt als vlinder, zo zal de mens sterven en weer opstaan), een pijnappel (symbool van onsterfelijkheid) en een lelie (symbool van zuiverheid, maagdelijkheid en christelijke barmhartigheid).
Eén van hun zoons erfde de Essenburg, dat als stamhuis werd beschouwd, maar dit ging helaas om financiële redenen voor de familie verloren en werd verkocht. Het deed een andere zoon, jonkheer mr. Rudolph Antoni Petrus Sandberg (1854-1937), die De Bannink geërfd had, verzuchten over de Essenburg: “Ik hoop nu maar [dat] ’t huis ook zal gesloopt worden dan blijft slechts de herinnering over.”
Invented tradition: de Essenburg gaat verloren en herrijst als huis Leuvenum
Diens zoon, jonkheer dr. Cornelis Johannes Sandberg (1883-1945) huwde Ernestine Fernande de Beaufort (1886-1985) en dit echtpaar kocht Leuvenum van een familielid en herschiep hier het verloren gegane stamgoed van de familie: er werd een nieuw huis Leuvenum gebouwd in de stijl van het oude Essenburg, omringd door een landschapspark, dat aangelegd werd door de bekende landschapsarchitect Copijn, en boerderijen werden vernieuwd. Het huis werd het dynastieke middelpunt van de familie, waar familieleden werden uitgenodigd en feesten werden gevierd. Geheel passend bij dit voorgaande verhaal van ‘invented tradition’ waren de nieuwe tradities die er ontstonden: kerstvieringen op het huis, waarbij de kinderen van de pachters een cadeautje kregen en een glaasje ranja of chocomelk dronken, terwijl ze naar het kerstverhaal luisterden, dat vanzelfsprekend door een Sandberg werd voorgelezen. Bij de jaarlijkse Oranjefeesten was de familie steevast het middelpunt, maar ook het mogen schaatsen op de vijvers bij het huis behoorde tot de nieuwe tradities. In een wereld waarin steeds meer landgoederen werden verkocht, versterkte de familie Sandberg op Leuvenum juist het feodale gevoel van een eeuwenoude band tussen de landadellijke familie en de pachters op het landgoed.
Tweede Wereldoorlog: dramatisch keerpunt
Aan alle voorwaarden leek voldaan te zijn om op Leuvenum de dynastie voort te kunnen zetten: er was een nieuw stamhuis, grootgrondbezit, een uitgebreid effectenbezit, die tegenvallende inkomsten uit het landgoed konden opvangen, en er was een zoon om de familienaam te kunnen voortzetten. De Tweede Wereldoorlog zorgde echter voor een dramatische wending: jonkheer dr. Cornelis Sandberg en zijn enige zoon jonkheer mr. Rudolph Antoni Peter Sandberg (1912-1945) kwamen beiden in concentratiekampen om en deze Sandberg tak was gedoemd om uit te sterven. De douairière Sandberg, die de rest van haar leven in het zwart gekleed ging, en haar dochters voelden de verplichting om het erfgoed in stand te houden en hun leefstijl werd uiterst sober, waarbij zijzelf op het landgoed ook actief de handen uit de mouwen staken. Pas als de douairière of de freules het landgoed verlieten voor bezoeken elders, transformeerden zij tot standsbewuste dames in deftige kledij. Uiteindelijk overleed freule Mechteld Sandberg als laatste van het gezin in 2014 en voordien was het familiebezit in verschillende stichtingen ondergebracht om de continuïteit als geheel te garanderen.
Willemieke Ottens kreeg onbeperkt toegang tot al het aanwezige archiefmateriaal en wist heel veel informatie zeer leesbaar in dit boek samen te brengen. Het persoonlijk verhaal in dit boek wordt zonder opsmuk verteld en wordt afgewisseld met veel informatie over het beheer van een landgoed, met bv. overzichten van inkomsten en uitgaven. Er worden steeds links gelegd met landelijke gebeurtenissen en ontwikkelingen met behulp van bv. tabellen. Zo komen er verschillende onderwerpen voorbij, zoals de pachtwet, de bosbouw, de wederopbouw na de oorlog en het belang van de Natuurschoon Wet. Er worden vergelijkingen gemaakt met ontwikkelingen op andere landgoederen of gebeurtenissen zoals de verkoop van Staverden, waar de ‘buren’ uit de patriciaatsfamilie s’Jacob woonden. Daarnaast is er ook heel veel fraai beeldmateriaal van de Sandbergen.
Like & Win via onze facebookpagina
Dit boek is een absolute aanrader om te lezen en op onze facebookpagina hebben we om die reden een Like & Win actie. T/m zondag 30 april 24.00 uur kunt u ons bericht hier liken en maakt u kans op dit geweldige boek. Over de uitslag kan niet gecorrespondeerd worden en helaas bieden wij, om practische redenen voor onszelf, alleen via onze facebookpagina deze mogelijkheid.
Afb. 3. De laatste freule Sandberg op Leuvenum: de hechte band tussen de freules en de pachters blijkt ook uit deze tekst op het lint op een bloemstuk na het overlijden van freule Mechteld Sandberg in 2014. Deze foto is terug te vinden in het boek op p. 391 en werd door AiN ter beschikking gesteld.
Afb. 1. Freule Mechteld Sandberg (1919-2014). Foto met hartelijke dank aan Natalie Overkamp.
Onderstaand verhaal door John Töpfer stond in jaargang 2 , nr. 3 – september 2018 van het magazine van de stichting Adel in Nederland. Dit wordt per mail aan de donateurs van de stichting toegestuurd. Ook u kunt donateur worden. Voor 17,50 euro per jaar ontvangt u vier keer per jaar dit digitale magazine boordevol adellijk nieuws en adellijke verhalen. Mail voor meer informatie naar info@adelinnederland.nl.
Jonkvrouwe Mechteld Aleyda Johanna Sandberg werd geboren op 23 november 1919 te Colmschate. Haar vader, jonkheer dr. Cornelis Johannes Sandberg, was een telg uit een regentengeslacht uit Elburg, dat teruggaat tot begin 17e eeuw. Eeuwenlang bekleedde zijn voorouders bestuurlijke functies als schepen en burgemeester van Elburg. In 1816 werd een voorvader in de Nederlandse adel verheven en hem werd de titel baron bij recht van eerstgeboorte verleend. Diens huwelijk met een erfdochter Van Westervelt maakte hem tot grootgrondbezitter.
Haar moeder, Ernestine Fernande de Beaufort, stamde uit een geslacht dat terug te vinden is in het blauwe boekje van het Nederland’s Patriciaat. Haar familie gaat terug tot in de 16e eeuw in Frankrijk en een voorvader week in de 17e eeuw uit naar Nederland en werd ritmeester in Statendienst. In de eeuwen daarna waren vele voorvaderen actief in het bestuur en uiteindelijk werden zij grootgrondbezitters. Verschillende leden van het geslacht werden in de Nederlandse adel verheven.
Zij was de jongste in het gezin en groeide op met twee oudere zusjes en een oudere broer op het Huis De Achterhoek in Colmschate bij Deventer. Hier bewoonden haar grootvader jonkheer mr. Rudolph Antoni Petrus Sandberg en grootmoeder Anthonia Catherine Sandberg née jonkvrouwe Junius van Hemert het Huis De Bannink dat op het familielandgoed stond dat 300 hectare groot was. Het huis was door haar grootvader Sandberg als buitenverblijf gebouwd. Op 8 februari 1916 werd haar vader benoemd tot burgemeester van Diepenveen, maar door de nabijheid van Diepenveen hoefde het gezin niet te verhuizen.
In 1918 werd het gezin opgeschrikt, omdat haar vader als door een wonder ontsnapte aan het ernstigste treinongeluk dat tot dan toe in de Nederlandse geschiedenis plaatsvond. Door buitengewoon veel regenval was op zondag 15 september 1918 de spoorwegdijk bij Weesp over een lengte van bijna zestig meter verschoven, juist op het moment dat de trein hier met hoge snelheid passeerde. De zware post- en goederenwagons boorden zich vervolgens in de voorste 1e en 2e klasse rijtuigen. Aan een journalist vertelde haar vader: “Ik zat in deze trein uit Twente. Ik zou nog onderweg moeten overstappen in het voorste gedeelte en zou dan juist in een der half verbrijzelde 1e klasse coupés zijn terechtgekomen. Toevallig bemerkte ik in een der achterste wagons een heer en dame, die ik kende en dat is misschien mijn redding geweest. Om 10 uur 10 min. Had de trein, die zeer vol zat, Hilversum verlaten. Wij passeerden met een flinke vaart Weesp en naderden de brug over het Merwede-kanaal. Mijn mede-passagier, de heer Reuchlin, had juist gezegd: ‘Over een kwartier zijn we in Amsterdam’, of de trein stond met een vreeselijken knal stil. Even hoorden wij niets en daarop steeg uit het voorste gedeelte een afgijselijk gekerm en gegil op. Mijn wagon stond half scheef. Gelukkig waren de ruiten niet gesprongen, wel werden wij door de schok tegen elkaar geworpen. Wij wisten natuurlijk niet , of het scheef liggende geheel zou omvallen. De heer en mevrouw Reuchlin en ikrenden uit de wagon, die tegen de telegraafdraden hing en het land in. (…) De aanblik van de verminkten was vreeselijk. Ik zag een dame, die als het ware gescalpeerd was. Van een anderen passagier waren beiden beenen afgeknepen. (…) Gelukkig ben ik er goed afgekomen en nu moet ik gauw aan mijn vrouw telegrafeeren, zo besloot de Heer Sandberg tot Essenburg zijn mededeeling.”
Afb. 2. Huis Leuvenum.
Per 1 november 1922 werd aan haar vader eervol ontslag als burgemeester van Diepenveen verleend, nadat hij hier om gezondheidsredenen vanwege zijn astma om had gevraagd. Hij kon zich hierna volledig wijden aan de bouw van een nieuw landhuis op het 500 hectare grote landgoed Leuvenum. Leuvenum was in de 18e eeuw door de familie Van Westervelt aangekocht en in 1803 door huwelijk in het bezit van het geslacht Sandberg gekomen. In 1921 was haar vader hier onder leiding van de architect P.H. Lonkhuyzen begonnen aan de bouw van een huis, dat geïnspireerd was op een ander familiehuis, het Huis Essenburg in Hierden. Het huis werd omringd door een groot park in landschapsstijl, dat ontworpen was door de bekende landschapsarchitect Copijn, met een grote vijver waarin het huis zich statig weerspiegelde. In 1923 was het geheel voltooid en het gezin vestigde zich hier met het gebruikelijke personeel, zoals kamermeisjes, een huisknecht, een tuinman en een jachtopziener. Zij ging met haar zusjes en broer eerst naar de plaatselijke lagere school van meester Poolen, maar later naar het Lyceum in Harderwijk. Haar oudste zusje ging uiteindelijk medicijnen studeren en werd internist, terwijl haar broer rechten ging studeren en ambtenaar ter secretarie werd. Zijzelf ging kunstgeschiedenis studeren.
De Tweede Wereldoorlog verliep voor de familie dramatisch. Aanvankelijk leek de afgelegen ligging van het Huis Leuvenum te zorgen voor een veilige omgeving en evacués vonden dan ook hun toevlucht in het huis, maar in januari 1945 deden de Duitsers een inval vanwege de betrokkenheid van haar vader en broer bij het verzet en het hele gezin werd meegenomen, eerst naar Apeldoorn en daarna naar Westerbork. Haar vader en broer werden vervolgens op transport gezet. Vanuit Assen werden zij per veewagon naar Duitsland vervoerd, waarbij ze met z’n vijftigen opeengepakt zaten. Toen de trein geruime tijd in Hamburg stilstond, vroeg haar vader aan de bewakers of ze even uit de wagon mochten en de reactie hierop was zo hardhandig, dat haar vader bewusteloos raakte. Op 19 maart arriveerde de trein met haar vader in het concentratiekamp Neuengamme en hier volgden zware intimidaties. De gevangen werden na aankomst geregistreerd, kregen een nummer, een ‘bad’, een stel kleren en werden in quarantainebarakken opgesloten. Twee dagen later overleed haar vader. De zware reis was hem teveel geweest.
Haar broer werd aanvankelijk aan het werk gezet bij de administratie, maar werd ziek en werd op 8 april met ongeveer vierduizend zieken op transport gezet. Na zes dagen belandden ze uiteindelijk in kamp Sandbostel. Hier overleed hij kort voor de bevrijding nog maar tweeëndertig jaar jaar oud. Pas twee maanden na afloop van de oorlog kwam er duidelijkheid over het lot van haar broer en op 14 juli plaatste haar moeder een annonce in de krant: ‘Wij vervullen den dieptreurigen plicht U kennis te geven van het overlijden in het kamp ‘Sankt Borsten’ (= Sandbostel, red.) in Duitschland van onzen innig geliefden Zoon en Broer Jhr. Mr. R.A.P. Sandberg van Leuvenum op den leeftijd van 32 jaar.’
Haar moeder zette met grote moed het leven na de oorlog voort. Haar oudste zusje ging vanwege haar werk als internist uiteindelijk op het familielandgoed De Bannink bij Deventer wonen, maar zijzelf bleef met haar andere zusje, freule Kiek, bij haar moeder op het Leuvenum wonen. In 1985 overleed haar moeder op het Huis Leuvenum: ‘Heden ging van ons heen in haar 99ste levensjaar onze lieve moeder Ernestine Fernande de Beaufort Douairière Jhr Dr C.J. Sandberg van Leuvenum.’
In 1991 overleed haar oudste zusje: ‘Heden overleed onze dierbare, oudste zuster Jonkvrouwe Anna Maria Ernestine Louise Sandberg rustend arts, in de leeftijd van 80 jaar.’ Om de continuïteit van de landgoederen Leuvenum en De Bannink te waarborgen, werden deze vervolgens ondergebracht in de familiestichting Stichting Sandberg van Leuvenum, waarin de Huizen De Bannink en Leuvenum werden ondergebracht, maar ook de 800 hectare bossen, weilanden en akkers en de boerderijen en huizen. Het effectenbezit, dat in de miljoenen loopt, kreeg niet alleen als doel de instandhouding van dit rijke bezit, maar ook onder meer het verlenen van financiële steun aan levensbeschouwelijke, charitatieve, culturele, wetenschappelijke en het algemeen nut beogende instellingen. Naast haar als oprichtster zaten (en zitten) in het bestuur hiervan ook haar achterneven jonkheer drs. G.J. Sandberg van Oudshoorn, de heer mr. G.A.L.R. Diepenhorst en F.F. baron van Hogendorp (inmiddels is het bestuur uitgebreid met mr. P.W. baron van Verschuer). Door deze stichting hoopte zij ook het karakter en de charme van Leuvenum te behouden. In 2006 overleed tenslotte ook haar zusje freule Kiek: ‘Na een zeer gelukkig en werkzaam leven is in haar 91ste levensjaar overleden mijn innig geliefde zuster Jonkvrouwe Anthonia Catharina Sandberg van Leuvenum.’
Na het overlijden van haar zusjes bleef zij alleen op Huis Leuvenum wonen samen met haar hond Dairo, maar eenzaam was zij zeker niet. Zij bleef actief deel uitmaken van het gemeenschapsleven in Leuvenum en op het Oranjefeest en de rommelmarkt was zij steevast aanwezig, waar zij dan plantjes verkocht. Haar huis stelde zij niet alleen gastvrij open voor familieleden, voor wie zij de geliefde tante Mechteld was, maar ook voor schoolklassen, die op al hun vragen enthousiast antwoord kregen. Toen zij meer zorg nodig had, was het voor de bewoners van het landgoed dan ook niet meer dan vanzelfsprekend dat zij een oogje op haar hielden en bijvoorbeeld dagelijks de luiken openden en sloten. Tekenend voor de band die zij had met de pachters en medewerkers van het landgoed Leuvenum was hun annonce na haar overlijden: ‘Met eerbied en respect gedenken wij freule M.A.J. Sandberg. Zij is op woensdag 22 januari 2014 overleden. Wij zijn dankbaar voor de inzet en toewijding waarmee zij het landgoed Leuvenum heeft geleid en voor haar betrokkenheid en interesse die zij toonde voor de bewoners en medewerkers van het landgoed.’ Op 22 januari 2014 overleed jonkvrouwe Mechteld Aleyda Johanna Sandberg op vierennegentigjarige leeftijd op haar geliefde Huis Leuvenum als laatste van het gezin en als laatste van deze tak van het geslacht Sandberg. De begrafenis vond volgens haar eigen wens in besloten kring plaats en in stilte werd zij herenigd met haar moeder en zusjes op het sfeervolle kerkhofje van Staverden.
Bronnen & Literatuur
Nederland’s Adelsboek, jaargang 92 (2006-2007). ’s-Gravenhage, 156-236.
Nederland’s Patriciaat, 49e jaargang (1963). ’s-Gravenhage, 47-64.
Jacqueline Quarles van Ufford (2005). Liefste, wij zijn op reis. Zutphen.
Afb. 3. Huis Leuvenum ligt in een fraai park, dat door de bekende landschapsarchitect Copijn is ontworpen, met een grote vijver waarin het huis zich statig weerspiegelt.
Floris Alexander baron van Verschuer, geboren Leiden 2 januari 2023, zoon van Barthold Philip baron van Verschuer en Carolien barones van Verschuer née Hoevers.
Vandaag werd bekend dat de Australische acteur Barry Humphries is overleden. Als de extravagante en kleurrijke televisiepresentatrice en schrijfster Dame Edna Everage ontving zij vele gasten van naam en stond zij bekend om haar scherpe satire. In 2013 maakte zij haar entree in de Royal Box, waar op dat moment de Prins van Wales en de Hertogin van Cornwall hadden plaatsgenomen. Kijkt u zelf in het filmpje wat er gebeurde.
‘Dame’ en ‘Sir’ lijken adellijke titels, maar zijn het niet. Het gaat hier om eretitels behorende bij de hoogste twee rangen van de Most Excellent Order of the British Empire: Knight Grand Cross/Dame Grand Cross (GBE) en Knight Commander/Dame Commander (KBE/DBE). Deze worden toegekend voor bijdragen aan de kunsten en wetenschappen, het werken voor liefdadigheids- en welzijnsorganisaties en openbare dienstverlening.
Afb. 1. Een porseleinen bord met het familiewapen Van Herzeele. Foto met hartelijke dank aan Veilinghuis Van Spengen in Hilversum.
Van 24 t/m 27 april loopt er een timed online veiling af bij Veilinghuis Van Spengen in Hilversum met kunst, antiek, zilver, porselein, juwelen, enz. Tot de aangeboden kavels behoren o.a. ook een bord met het familiewapen Van Herzeele en een dienblad met de wapens Mooyaart-Pauw. Lees het verhaal hierbij hieronder en kijk voor de online catalogus voor wat verder geveild wordt op https://vanspengen.cloudcatalogus.nl/Home/Catalog#
De familie Van Herzeele stamt uit Antwerpen en via Hamburg vestigde de familie zich in de 17e eeuw in Rotterdam, waar zij kooplieden waren met een eigen firma. In de 18e eeuw gingen de Van Herzeeles deel uitmaken van de regenten in Rotterdam. In 1818 werd een nakomeling verheven in de Nederlandse adel en in 1829 volgde de verlening van de titel baron bij eerstgeboorte aan mr. Theodorus baron van Herzeele (1781-1866). Hij bracht het tot raadsheer in de Hoge Raad der Nederlanden. Zijn zoon, Willem Frans baron van Herzeele (1821-1899) werd kamerheer i.b.d. van Koning Willem II en Koningin Wilhelmina en mede door hun huwelijken ging de familie deel uitmaken van de Haagse elite.
In de elfde en laatste generatie van deze familie waren er twee broers, die ongehuwd bleven en met het overlijden van de jongste, Anton Johan Adriaan baron van Herzeele (1882-1960) stierf de familie uit.
Lotnummer 3013 betreft een Chinees porseleinen schotel met Chine-de-commande decor van het Van Herzeele familiewapen, versierd met decoraties in bianco sopra en encre-de-chine, Qianlong. Het wordt getaxeerd op 2500-3500 euro.
Lotnummer 3014 betreft ovaal Japon-de-commande laqué dienblad met decor van het alliantie wapen van de families Mooyaert en Pauw, vermoedelijk vervaardigd ter gelegenheid van het huwelijk in 1798 van Mr. Anthony Noël Mooyaart (1777-1820), secretaris-generaal Indische Marine te Batavia, en Anna Petronella Maria Pauw (1777-1858). Zij was een dochter van Engelbert Pauw die o.a. schout en burgemeester van Delft was.
Het geslacht Pauw gaat terug tot in 1296, toen de stamvader Claes de Grebber genoemd werd. Aan het hoofd van de Westfriezen trok hij op om Floris V te bevrijden. In de 14e eeuw werd de naam Pauw aangenomen. De familie was eeuwenlang zeer uitgebreid en telde vele bestuurders. In 1621 werd een Pauw in de Franse adel verheven en in 1847 volgde de verheffing in de Nederlandse adel met de titel ridder bij eerstgeboorte. In 2018 is de familie uitgestorven.