Degenhard Edmund Levin Maria Josef Hubertus (‘Degi’) baron de Loë, heer van Mheer, geboren kasteel Mödrath bij Kerpen (Rheinland) 9 september 1930, landeconoom, oud-beschermheer en lid van verdienste Schutterij St. Sebastianus Mheer, Ridder van Eer en Devotie van de Souvereine Militaire Orde van Malta, Ridder in de Orde van Oranje-Nassau, overleden kasteel Mheer 7 augustus 2020, zoon van Walter Levin Marie Hubertus Ghislain baron de Loë, heer van Bergerhausen, en Paula Theodora Agnes Maria Josepha Aloysia Huberta Freiin von Dalwigk zu Lichtenfels, weduwnaar van Ghislaine Madeleine Augustine Marie Charlotte barones de Loë née jonkvrouw van Rijckevorsel.
Op zaterdag 15 augustus vond het afscheid in Mheer plaats, waarbij de rouwstoet begeleid werd door schutters, de tambour-maîtres en de vaandels van jonkheid, harmonie en schutterij. Jonkheid St. Aloysius, harmonie St. Cecilia en schutterij St. Sebastianus brachten hun laatste groet en eerbetoon door het vormen van een erehaag. Op de familiebegraafplaats, met uitzicht op kasteel Mheer, klonken de Taptoe door de harmonie, saluutschoten door de schutterij en kamerschoten door de jonkheid.
Jonkheer Hayo Diederik Paul Tjerk Laman Trip, geboren Blaricum 4 augustus 2020, zoon van jonkheer Rutger Egbert Laman Trip en Marije Laura Marianne Laman Trip née Vomberg.
Op kasteel Amerongen is nu een unieke Indiase beddensprei te zien. Deze zomers gekleurde sprei was altijd al onderdeel van de collectie, maar vanwege de enorme afmetingen lastig tentoon te stellen. Dankzij Vereniging Rembrandt en Turing Foundation is dit nu wel mogelijk gemaakt in het kader van ‘De kracht van onze Nederlandse Collecties.’
Dit bijzondere doek uit circa 1740 wordt ook wel een palempore genoemd, Perzisch voor beddensprei. Het in India gemaakte katoenen doek is met zijde geborduurd. Centraal staat een bloeiende boom met bloemen en bladeren, omringd door fluitende vogels en zoemende insecten. ”Een van de mooiste en vrolijkste stukken uit de collectie is nu eindelijk te zien. Ik zou hier elke dag wel wakker onder willen worden”, aldus conservator Lodewijk Gerretsen.
Mix van culturen
In India werden de Europese motieven en stijlkenmerken gecombineerd met Oosterse. Het motief van de bloeiende boom op de sprei is bijvoorbeeld afkomstig uit de Perzische cultuur. De verschillende grote bloemen zijn in een oosterse stijl geweven, maar de vormen van de bladeren zijn weer overgenomen van Engels borduurwerk en Vlaamse wandtapijten. Vermoedelijk hebben ook Europese prenten als voorbeeld gediend voor de vier vazen met boeketten die in de hoeken zijn afgebeeld. Deze uitwisseling van oosterse en westerse elementen leidde zo tot een verrassende mix van culturen.
Textielengelen
De huidige stoffering van het interieur van kasteel Amerongen wordt nog steeds met veel zorg bewaard. Sinds 1979 ontfermt een groep vrijwilligers onder leiding van een textielrestaurator zich over deze kwetsbare stoffen. Omdat deze werkgroep met engelengeduld het historische textiel in stand houden worden zij de Engelen genoemd. De presentatie van deze Indiase sprei, een van de topstukken van de textielcollectie, is dan ook een Ode aan de Engelen.
Wilt u de Ode aan de Engelen komen bewonderen? Dat kan. Vanwege de zomervakantie is het aan te raden om entreekaarten te reserveren via de website http://www.kasteelamerongen.nl.
De rijke geschiedenis van het slot Dekema State, dat in het oude Friese terpdorp Jelsum staat, gaat terug tot de late middeleeuwen. Geruime tijd bestaat er een band tussen de state en het Stadhouderlijk Hof in Leeuwarden. In het begin van de negentiende eeuw krijgt het huis de functie van buitenplaats. Vervolgens revitaliseren twee generaties van opvolgende landheren het complex weer tot landgoed. In deze ‘geschiedenis van de lange duur’ weerspiegelt zich de voor Friesland kenmerkende band tussen voornaam buitenleven en grootgrondbezit. Al meer dan honderd jaar ontneemt een hoge muur het zicht vanuit het dorp op tuin en huis. In dit boek kijken de auteurs op verschillende manieren achter die muur: ze brengen de geportretteerden tot leven, verhalen de band tussen state en dorp en belichten de waarde van dit bijzondere landgoed als Fries historisch erfgoed.
Dekema State was eeuwenlang in het bezit van de adellijke geslachten Camstra, Dekema, Unia en Doys. Daarna kwam het door vererving via de patriciaatsfamilie Houth terecht bij het geslacht Van Wageningen, dat ook in het blauwe boekje van het Nederland’s Patriciaat is terug te vinden. De state heeft een zeer fraaie galerij met familieportretten, die laat zien wat er op vele andere Friese staten ooit eens geweest moet zijn.
Op woensdag 29 juli was AiN te gast op Radio 1 bij het programma J.G.L.W. (Jaren die ook Geen Lieverdjes Waren). In deze uitzending stond de grondwetswijziging van 1848 centraal, waarmee de adel als stand werd afgeschaft. De presentatoren Roelof de Vries en Wouter Bouwman vroegen aan John Töpfer, directeur AiN, onder meer wat hiervan concreet de gevolgen waren en of de adel hierdoor geen invloed meer kon uitoefenen. Volgens John Töpfer viel dat echter mee en veranderde er in de praktijk niet zoveel.
De site van de NOS meldt dat vier TU Delft studenten inscripties hebben gevonden in de muur van een dodencel van het Nationaal Monument Oranjehotel in Scheveningen. Het betreft een kalender van mei 1945 tot en met november 1945 en “Eisch 11/9/45 Dood”. Degene die het in de muur kerfde, was jonkheer Daniël de Blocq van Scheltinga (1903-1962). Hij meldde zich in 1932 als lid van de NSB aan en in de oorlogsjaren werd hij tot burgemeester van Wassenaar benoemd. Na de oorlog werd hij in het Oranjehotel gevangen gezet. De aanvankelijke eis was de doodstraf, maar de uitspraak werd levenslang, wat in hoger beroep tot 20 jaar werd teruggebracht. Na een gratieverzoek kwam hij in 1953 vrij.
Op Den Bramel, één van de acht kastelen van Vorden, woonde in 1880 jonkheer Imilius Frederik Storm van ’s Gravesande (1822-1891) met zijn gezin. De familie leefde op grote voet en zo werd het huis aan de achterzijde uitgebouwd, waren er reisjes en ontvangsten en was er ruim personeel aanwezig, waaronder een Zwitserse gouvernante. Op de tuin was men zeer gesteld en aan het hoofd stond ‘Baas Jäncke’ met wie niet te spotten viel en zonder wiens toestemming de kinderen Storm nog geen kersje van de boom mochten plukken – ook al gebeurde dat achter zijn rug om natuurlijk wel.
In de zomer van 1880 haalde Den Bramel de krant, omdat een vijfenzeventigjarige Agave americana daar een hoogte van ongeveer zes meter bereikt had en tot bloei was gekomen. Voor deze bijzondere gelegenheid kwam er zelfs een fotograaf naar Den Bramel om dit vast te leggen, want men was hier trots op.
Een zekere statusgevoeligheid lag hier ook wel aan ten grondslag, want een bloeiende agave kwam in die tijd niet heel vaak voor. Om de agave nog groter te doen lijken, zat de tuinman er op zijn knieën naast. Op de andere foto zien we hem geduldig voor de camera poserend met zijn gieter in de ene en een bosje bloemen in de andere hand als toonbeeld van zijn werkzaamheden.
Na een intensieve restauratie en afwezigheid van enkele maanden is het rouwbord van Daniël baron Mackay terug in Den Haag bij de Hoge Raad van Adel. Op 29 juni vond de overdracht plaats in aanwezigheid van Bert van de Burgt, meubelrestaurator, Rómulo Döderlein de Win, restaurator, jonkheer mr. Pieter de Savornin Lohman, voorzitter van de Hoge Raad van Adel, en mr. Marc Scheidius, secretaris van de Hoge Raad van Adel.
Het houtwerk is gerestaureerd in de werkplaats van de meubelrestaurator Bert van de Burgt uit Wijk bij Duurstede. Het hele bord, inclusief omlijsting plus ornamenten, was ernstig door houtworm aangetast. Verschillende onderdelen, waaronder de schedel aan de bovenzijde van de lijst, waren zo poreus en fragiel geworden, dat ze na behandeling, gedrenkt zijn in een speciale vloeistof die na droging de hardheid van het oorspronkelijke hout aanneemt. Hierna konden ze weer bewerkt en gepolychromeerd worden.
Hieronder: foto’s voor de restauratie.
Het rouwbord is uit de lijst gehaald en zowel het bovenste als het onderste ornament is door de meubelrestaurator demontabel gemaakt, dit i.v.m. handzaamheid tijdens vervoer en verplaatsing van het 100 kg. wegende gevaarte als het helemaal compleet is. Het bord zelf, bestaande uit drie planken, vertoonde kieren en is ook helemaal los gehaald. Hierna zijn de planken weer tegen elkaar aan geplaatst.
Vervolgens is het bord in 4 onderdelen bij restaurator Rómulo Dóderlein de Win in Maartensdijk gearriveerd, en kon deze aan het werk. Het hele bord is inclusief omlijsting onder handen genomen. Het hout is opnieuw gezwart, de wapenschilden hersteld, de kapotte beschadigde goudlagen hersteld en waar nodig voorzien van een nieuwe vergulding. Er waren meerdere foute overschilderingen en beschadigingen, die allemaal hersteld zijn.
Voor de bovenste ornamenten (de schedel, de twee rond speren gedrapeerde vaandels en de twee urnen waar vlammen uitkomen) is voor beschildering een traditionele mixtion-vergulding met bladgoud (bijna puur goud, 23.75 karaat dubbel torengoud) gebruikt.
Het rouwbord hing ooit in de Sint Nicolaaskerk aan het Kerkveld in Jutphaas. Deze kerk is in 1820 wegens bouwvalligheid afgebroken. De wapenborden zijn toen overgebracht naar kasteel Rijnhuizen te Jutphaas en uiteindelijk in 1958 naar de Hoge Raad van Adel. Het rouwbord herdenkt Daniël baron Mackay (1744-1782). Hij stamde uit een Schots geslacht van officieren in dienst van de Republiek. Zelf was hij ook officier en bereikte de rang van majoor. Hij huwde in 1772 Isabella Constantia de Geer. Haar familie bezat Rijnhuizen in Jutphaas en op dit huis overleed in 1782 Daniël Mackay vermoedelijk dan ook.
Verschillende leden van de familie Mackay werden vanaf 1815 opgenomen in de Nederlandse adel en hun nakomelingen leven tot op heden als baron/barones Mackay voort. De Chef de Famille is tevens 14th Baron Reay of Reay en Baronet of Nova Scotia – Schotse titels die in 1627 en 1628 door Koning Karel I van Engeland verleend werden.