Jonkvrouwe Elise Anna Marie van Grotenhuis werd geboren op 10 november 1849 in Maastricht als dochter van een luitenant-kolonel, die in deze plaats gelegerd was. Haar vader verwierf roem, toen hij als zeventienjarige meevocht in de Slag bij Waterloo, waarvoor hij de Militaire Willems Orde 4e klasse ontving. Zij groeide op in een gezin waarin zes kinderen geboren werden, maar waarvan één zusje op eenjarige leeftijd overleed.
Nadat haar vader plaatselijk commandant van Amsterdam geworden was, verhuisde het gezin hierheen, totdat hij gepensioneerd werd met de rang van generaal-majoor tit. en het gezin naar Arnhem verhuisde. Inmiddels waren haar twee broers en één van haar zusjes het huis uit, maar zij en haar jongste zusje, freule Henriette, bleven ongehuwd bij hun ouders wonen.
In 1880 overleed haar vader en bij zijn begrafenis “… werd door een zijner oudste vrienden het minzaam karakter van de overledene geschetst, dat hem de achting en genegenheid van allen, die hem van nabij hebben gekend, had doen verwerven.” Freule Van Grotenhuis bleef met haar zusje freule Henriette bij haar moeder wonen, tot deze in 1901 overleed.
Haar dagen vulden zich als ongehuwde dame van stand niet in ledigheid, want toen zij op 10 november 1931 tachtig jaar werd, schreef men over haar in de Katholieke Illustratie: “Zij verwierf groote bekendheid door haar ijverig streven zoowel op charitatief als op missie gebied. Z.H. de Paus begiftigde haar met het eerkruis Pro Ecclecia et Pontifice.” Tweeëneenhalf jaar later overleed haar zusje freule Henriette op vijfenzeventigjarige leeftijd en vanaf dat moment woonde zij alleen aan de Korte Walstraat nummer 42 in Arnhem.
Op 8 februari 1936 kwam zijzelf te overlijden: “Heden overleed tot onze diepe droefheid, voorzien van de H.H. Sacramenten der Stervenden, onze innig geliefde Tante.” Freule Van Grotenhuis werd zesentachtig jaar en overeenkomstig haar wens en vrome leefwijze waren bloemen niet gewenst, maar wel “Gaarne H.H. Missen.”