Op 5 en 6 juni vindt er bij het Zeeuws Veilinghuis een grote veiling plaats met Indonesische schilderijen, kunst en antiek. Eén van de kavels betreft vier boeken ‘Papillons d’Europe’ uit 1779-92 van baron Van Tuyll van Serooskerken. Lees hieronder het levensverhaal van deze baron-dominee met een grote liefde voor de natuur én vlinders, of kijk op de website van het Zeeuws Veilinghuis met de online catalogus om te zien wat er verder geveild wordt op www.zeeuwsveilinghuis.eu. Het Zeeuws Veilinghuis biedt ook de mogelijkheid om online mee te bieden!
Carel Frederik Hendrik baron van Tuyll van Serooskerken werd geboren op 17 maart 1924 te Geldrop. Zijn vader, Jan Maximiliaan baron van Tuyll van Serooskerken, heer van Geldrop, was een telg uit een Zeeuws geslacht dat voor het eerst in 1472 vermeld wordt. De stamvader kocht de heerlijkheid Serooskerke op Schouwen en ging de naam daarvan voeren. In de 16e eeuw werd de naam Van Tuyll aangenomen op grond van een vermeende verwantschap met het Betuwse adellijke geslacht van die naam. In 1822 werd een rechtstreekse voorvader opgenomen in de Nederlandse adel met de titel van baron. Zijn moeder, jonkvrouwe Carolina Frederika Henriette Quarles van Ufford, stamde uit een geslacht dat oorspronkelijk uit Norfolk in Engeland stamde en dat teruggaat tot begin 16e eeuw. In de 17e eeuw vestigde de familie zich als kooplieden in Rotterdam en ging in de daarop volgende generaties tot de kleine groep van regentenfamilies behoren. In 1815 werd een voorvader van haar verheven in de Nederlandse adel met het predikaat van jonkheer.
Opgroeien op kasteel Geldrop
Hij groeide als jongste van drie broers in Geldrop op het Huis Kampzicht op tot het gezin in 1933 verhuisde naar kasteel Geldrop. Dit kasteel was door het huwelijk van zijn grootvader Van Tuyll met een erfdochter Hoevenaar in het bezit van de familie gekomen. De familie Hoevenaar was door koop in 1828 eigenaar geworden van Geldrop en door succesvol ondernemerschap, de familie bezat onder meer suikerfabrieken in Ned.-Indië, kon Geldrop in de 19e eeuw grondig verbouwd worden en werd er op grote voet geleefd.
Zijn vader was lid van de gemeenteraad en wethouder van Geldrop en beheerde daarnaast na het overlijden in 1933 van grootmoeder Van Tuyll née Hoevenaar het door hem geërfde kasteel en het uitgebreide bezit in Geldrop. Het geestelijke klimaat waarin hij opgroeide, zou hij later omschrijven als ‘ethisch’ in plaats van confessioneel of vrijzinnig. Belangrijk was wat je voor je naasten kon betekenen en zo deed zijn moeder veel voor de mensen in het dorp. Van zijn moeder kreeg hij ook de grote liefde voor bloemen, vogels en vlinders mee.
Na zijn opleiding voltooid te hebben – hij zat onder meer in Ede op school – vertrok hij in 1949 als tabaksplanter naar Indonesië, omdat hij wilde bijdragen aan de opbouw van het land. Ook wilde hij zendingswerk verrichten, maar de politieke gebeurtenissen zorgde er voor dat hij terugkeerde naar Nederland. Hier ging hij weer bij zijn moeder (zijn vader was voor de oorlog al overleden) op kasteel Geldrop wonen en werd daarna werkzaam voor Natuurmonumenten. Zijn moeder bleef tot aan haar overlijden in 1972 op Geldrop wonen en twee jaar later verkochten hij en zijn broers het kasteel aan de gemeente Geldrop.
Geestelijke adeldom
Uiteindelijk begon hij aan een studie theologie, een keuze die in zijn familie niet heel gewoon was, ook al had hij wel een oom die leider was van de spirituele Soefi-beweging in Nederland. Na deze studie in 1965 voltooid te hebben, werd hij als Hervormd predikant beroepen in Biggekerke en Meliskerke. Hierdoor keerde hij terug naar zijn Zeeuwse roots. Over zijn adellijke afkomst zei hij eens: “Die hele adel doet mij niet zo veel. Niet dat ik ertegen ben, maar ik zie het als een oud geveltje. Vanuit historisch oogpunt heeft het iets aardigs, maar het is zeker niet iets waarop ik me wil laten voorstaan. Tot m’n verdriet merk ik nog altijd dat je snel een etiket opgeplakt krijgt.” Daarom praatte hij er liever niet over en geestelijke adeldom vond hij veel belangrijker.
Inmiddels was hij in 1956 gehuwd met Josephine Albertha van Schothorst. Zij kwam uit een Veluwse familie die teruggaat tot eind 16e eeuw en die eeuwenlang in Barneveld woonachtig was geweest als landbouwers. In 1812 nam de familie de naam Van Schothorst aan naar de hofstede waarop zij gewoond en gewerkt had. In de laatste generaties waren haar voorouders onderwijzer en directeur van de Rijks HBS en haar vader was Hervormd predikant. Haar grootmoeder van moederszijde was een jonkvrouwe Van Geen. Zij vestigden zich in Maarssen en samen kregen zij drie dochters, maar de tweede dochter (de oudste van een tweeling) overleed helaas een dag na haar geboorte.
In 1976 werd hij predikant in de Evangelisch-Lutherse Kerk in Middelburg en Vlissingen. In deze kerk kon hij zich erg vinden door de grotere rol van de liturgie in de eredienst. In datzelfde jaar kochten zij ook de buitenplaats Molenwijk in Oostkapelle, dat niet heel ver lag van Serooskerke, waarvan zijn voorvader vijf eeuwen eerder de heerlijkheidsrechten gekocht had. Het huis dateerde uit 1819 en in de jaren die volgden, restaureerden zij het voorbeeldig. Hij genoot enorm van het huis en het park met de vijverpartij en zei hierover: “Ik ben altijd een buitenman gebleven. Op-en-top. Veel meer dan theoloog. Ik ben eigenlijk helemaal geen theoloog. De dogmatiek zegt mij totaal niets.”
In het huis stichtte hij zijn eigen museum: het Fossielen Museum. Hierin bracht hij zijn grote verzameling onder. Met dit museum had hij een bedoeling: “Wat wij bezoekers willen leren is dat God deze aarde heeft geschapen in een lange tijd en dat wij mensen in staat zijn om dat kolossale, grootse werk binnen een aantal jaren kapotte maken. (…) Ik wijs hen erop hoe kostbaar hun leven is in Gods ogen en dat ze er daarom zuinig op moeten zijn.”
Passie voor vlinders
Nadat hij in 1989 met emeritaat was gegaan en het Hare Majesteit behaagd had om hem te benoemen tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau, had hij voldoende tijd om zich te wijden aan zijn nieuwe passie: het aquarelleren van vlinders. Door de jaren heen had hij deze talloze keren gefotografeerd en nu legde hij ze minutieus vast, want vlinders waren voor hem het mooiste voorbeeld van Gods liefde voor dieren.
Op 5 december 2014 kwam ds. Carel Frederik Hendrik van Tuyll van Serooskerken op negentigjarige leeftijd te overlijden. Uit zijn bezit stamt deze serie van vier boeken, ‘Papillons d’Europe’, door J.J. Ernst in Parijs in de jaren 1779-92 uitgegeven. Het betreft acht delen, in vier boeken, met drie gegraveerde titels waarvan twee in kleur, drie platen met voorwerpen om vlinders te vangen en 351 gegraveerde, met de hand gekleurde platen. De vier boeken worden getaxeerd op 5000-6000 euro. De veilingopbrengst was 5000 euro.