In het Haags Historisch Museum is nog t/m 28 januari deze tentoonstelling te zien, waarvoor de aanleiding de Afrikaanse jongens Cupido en Sideron waren, die als bedienden van Stadhouder Willem V op een schilderij te zien zijn.
De tentoonstelling plaatst hun verhaal in het licht van veranderende denkbeelden over huidskleur en slavenopstanden. De expositie sluit af met de verrassende stamboom van Cupido, waarvoor op zoek werd gegaan naar nakomelingen.
Op veel portretten van regenten en adel in de 17e en 18e eeuw zijn Afrikaanse bedienden afgebeeld en vaak werd in latere tijden gedacht, dat deze een toevoeging van de schilder waren, maar door bronnenonderzoek is ontdekt dat deze bedienden hier echt woonden. Zo is de aanwezigheid hiervan op kasteel de Cannenburch in Vaassen bekend, dankzij een aantekening in het kasboek van de adellijke familie D’Isendoorn à Blois.
Eén van de topstukken op de tentoonstelling is het portret van Amoena Sophia Frederica Gravin van Gronsfeld Diepenbroeck tot Empel née Gravin zu Löwenstein-Wertheim-Virneburg, mede-regerende Gravin zu Limpurg-Sontheim (1718-1779) door Anna Rosina von Lisiewska. De gravin werd door tijdgenoten als niet al te slim beschreven en vermoedelijk huwde haar echtgenoot haar vanwege haar aandeel in het graafschap Limpurg-Sontheim.
Deze echtgenoot, Bertram Philip Sigismund Albrecht Graaf van Gronsfeld Diepenbroeck tot Empel (1715-1772), was Nederlands gezant in Berlijn. Ook over hem werd door tijdgenoten hard geoordeeld, maar in Berlijn noemde men hem ‘der guten Gronsfeld’ en ‘ein ganz vortrefflicher Mann’, die grootmoedig was en eergevoel had. Hij schreef daarnaast geschiedenis door de eerste porseleinfabriek van Nederland te stichten in Weesp.
Graaf Bertram droeg zijn echtgenote in latere jaren op handen en haar verjaardagen werden groots gevierd met een bal met vele genodigden, waarbij zij onder de bloemen bedolven werd.
Tijdens hun Berlijnse jaren werd haar portret geschilderd en dat de afgebeelde Afrikaanse bediende echt bestaan heeft, blijkt uit een Duits krantenbericht uit 1754 in hetzelfde jaar dat het portret geschilderd werd. Hierin werd de doop van een Moor genoemd, die in dienst was van de graaf Van Gronsfeld. De jongen zou op dat moment al driekwart jaar voor de graaf werkzaam zijn geweest en afkomstig zijn van de Goudkust in Ghana, waar hij door zijn eigen landslieden geroofd en verkocht zou zijn. Zijn vorige naam was Coquamar Krencquie, maar bij zijn doop ontving hij de namen Wilhelm Philipp Friedrich.
Graaf Bertram stierf onverwachts en liet grote schulden na, waardoor zijn weduwe in een zeer moeilijke situatie terecht kwam met haar minderjarige kinderen. Zij verliet Nederland – mogelijk vanwege de schuldeisers – en vestigde zich in Duitsland bij haar oudste dochter. Haar portret vererfde in de vrouwelijke lijn en werd door een nakomeling, Ferdinand baron van Heeckeren van Waliën, samen met andere familieportretten en een grote collectie Weesper porselein aan het museum in Weesp nagelaten.
Link naar meer informatie en bezoekmogelijkheden: www.haagshistorischmuseum.nl/tentoonstelling/afrikaanse-bedienden-aan-het-haagse-hof.
Noot voor de lezer: schrijver dezes doet sinds een aantal jaren onderzoek naar de familie Van Gronsfeld Diepenbroeck. Voorgaande is een klein uittreksel uit dit onderzoek dat t.z.t. gepubliceerd zal worden.
Bent u ook geïnteresseerd in adel en adellijk erfgoed en wilt u AiN steunen in haar werkzaamheden? Word dan voor 17,50 euro per jaar donateur en ontvang 4 keer per jaar ons digitale magazine in uw mailbox. Daarnaast krijgt u voorrang bij en korting op onze excursies. Meer weten? Stuur dan een mail naar nieuwsbrief@adelinnederland.nl. Als u nu donateur wordt, ontvangt u ter kennismaking gratis het decembernummer van ons magazine in uw mailbox!