Op het kasteel d’Ursel in Hingene bij Antwerpen is zondag 30 september de laatste bezoekmogelijkheid van de tentoonstelling, waarop het verhaal verteld wordt van het verdwenen Hôtel d’Ursel, het stadspaleis van de hertogelijke familie D’Ursel.
Net als zovele adellijke families leefden de hertogen D’Ursel mee op de getijden van de seizoenen en brachten eeuwenlang de zomers door op hun kasteel d’Ursel in Hingene en de winters in hun stadspaleis in Brussel. Het huis kende sinds de aankoop in 1590 niet alleen een rijke geschiedenis, maar ook een zeer rijk interieur. Lang bleef het samen met zijn bewoners als een anachronisme tot in de 20e eeuw moedig in stand, in een stad en een wereld die zich in hoog tempo moderniseerden. Uiteindelijk deden erfenisverdelingen en successierechten hun werk en werd het verkocht om in 1960 onder de slopershamer ten onder te gaan.
Op deze tentoonstelling tonen interieurfoto’s, documenten, maquettes, bouwtekeningen, portretten en voorwerpen het grootse verdwenen verleden en interieur van dit stadspaleis. In de begeleidende teksten komen ook de vroegere bewoners aan het woord, zoals Hedwige markiezin de Maupeou-Monbail née gravin d’Ursel (1902-1987), dochter van de 7e hertog d’Ursel. Melancholisch schrijft zij kort voor de afbraak: ‘Elke ochtend, als ik wakker werd, keek ik naar het groene damast, de vergulde lambriseringen, de fijne decoratie die binnenkort zouden verdwijnen. Ze hebben zoveel van onze generaties voorbij zien komen en wij zijn de laatste. Door de grote geschiedenis, die sterker is dan wij, moeten wij hun opgeven…. En elke dag hield ik er een beetje meer van.’
De Nederlandse adel kent op dit moment geen leden met de titel van hertog, maar onder Koning Willem I werden er drie hertogen in de Nederlandse adel opgenomen: De Beaufort-Spontin, De Looz-Corswarem en D’Ursel. Hun nakomelingen kozen in 1830 na de Belgische afscheiding voor de Belgische nationaliteit en gingen daardoor deel uitmaken van de Belgische adel, maar formeel behoren zij ook nog steeds tot de Nederlandse adel.
Eén van deze drie was Charles Joseph hertog d’Ursul (1777-1860). Hij werd grootmeester van Koningin Wilhelmina, de echtgenote van Koning Willem I. In 1830 stond hij bekend als zeer orangistisch en zijn huis in Brussel werd door het opstandige volk geplunderd. Hij zocht zijn toevlucht in zijn zomerverblijf kasteel d’Ursel in Hingene en schreef: ‘Ik heb een grote weerzin om opnieuw voet in Brussel te zetten en ik ben niet meer in het huis geweest sinds ik er verjaagd ben door een bende plunderaars.’ Uiteindelijk koos hij in 1830 voor de Belgische nationaliteit en zijn nakomelingen leven nog steeds voort in de Belgische adel, waarbij de Chef de Famille de titel van hertog heeft en de overige leden de titel graaf/gravin voert.
In 1973 werd het kasteel d’Ursel verkocht door de 8e hertog. Sinds 1994 is het kasteel in het bezit van de provincie, die het restaureerde en er sindsdien succesvol vele activiteiten organiseert. In 2009 keerde een belangrijk deel van de oorspronkelijk inrichting terug dankzij een bruikleen van de 10e hertog: duizenden boeken en verder portretten, meubelen en siervoorwerpen.
Let op: voor individueel bezoek is de tentoonstelling en het kasteel alleen nog op zondag 30 september tussen 13.00 en 18.00 uur te bezichtigen.
Link naar de website van kasteel d’Ursel voor meer informatie https://www.kasteeldursel.be/bezoek/winters-in-brussel–de-stadsresidentie-van-de-familie-d-ursel–1.html.
Voor wie niet in de gelegenheid is om de tentoonstelling te bezoeken: AiN bezocht de tentoonstelling en in één van de komende uitgaven van het digitale magazine van de Stichting Adel in Nederland (AiN) komt een uitgebreide reportage in woord en beeld over kasteel d’Ursel en deze tentoonstelling te staan. Door voor 17,50 euro per jaar donateur van AiN te worden, ontvangt u dit jaar vier keer het digitale magazine in uw mailbox. Daarnaast ontvangt u als donateur voorrang bij door AiN georganiseerde excursies. Meer weten? Mail naar nieuwsbrief@adelinnederland.nl.